Verhalen

De uitvinding

De bekende uitvinder professor Hominilupus staarde uit het raam en vroeg zich af wat hij nu weer eens zou gaan uitvinden. Hij had al vele uitvindingen op zijn naam staan. Zo had hij bijvoorbeeld een keer een perpetuum mobile uitgevonden, een machine die eeuwig bleef bewegen zonder dat je er brandstof in hoefde te doen. Reuze handig, vond de prof. Hij had die uitvinding toen verkocht aan een klant die voor een groot chemieconcern werkte. Hij had er een aardig bedrag voor gekregen en hij had moeten tekenen voor geheimhouding, maar tot zijn verbazing was de wereldwijde revolutie uitgebleven en had hij nooit meer iets van zijn uitvinding vernomen. Hij was er echter de man niet naar om daar lang bij stil te staan en ging door met uitvinden, analyseren van fenomenen en publiceren van wetenschappelijke stukken. Kortom, Bertram Hominilupus was een echte geleerde, een man van de wetenschap.

Nu echter, wist hij niet zo goed waar te beginnen en tuurde uit het raam. Uiteindelijk besloot hij dan zomaar wat chemicaliën door elkaar te gooien en eens te kijken of daar misschien een mooie uitvinding uit voort zou komen. Tenslotte zijn veel nuttige dingen bij toeval ontdekt. Op dezelfde wijze had hij ooit eens een pil uitgevonden die ieder persoon in een verstandig, oprecht en vredelievend mens veranderde. Het medicijn kon tegen zeer lage kosten aangeboden worden en had geen bijwerkingen. Het zou het welzijn op deze planeet ten goede komen, zo meende de prof. Helaas had niemand er belangstelling voor en de formule was bij het oud papier terechtgekomen. Maar zoals gezegd liet de geleerde zich daardoor niet uit het veld slaan.
Vol goede moed zette hij een erlenmeyer op het vuur en begon driftig te experimenteren. Juist toen hij een paar druppels hexaan aan een mengel van lineaire alkanen wilde toevoegen, werd hij gestoord door de deurbel. Enigszins balsturig begaf hij zich naar de voordeur.

Er stonden twee heren aan de deur met een zwart mapje onder de arm. ‘Mogen wij even met u over god praten?’ Vroeg de langste van de twee. Professor Hominilupus had daar eigenlijk helemaal geen tijd voor en hij had beter moeten weten, maar hij liet zich toch verleiden tot een discussie over het al dan niet bestaan van een hogere macht. Al gauw werd er dan ook met stemverheffing gesproken en er ontstond een verhitte dialoog, waarbij de professor de beide heren hun dwaling wilde doen inzien, echter zonder resultaat.
De amanuensis van professor Hominilupus kwam ondertussen het laboratorium binnen. Janus, zo heette hij, had juist de schuur opgeruimd en de ramen gelapt en wilde zijn werkgever om een verfrissing vragen. Hij trof echter niemand aan. Wel zag hij een paar glazen met kleurige vloeistoffen staan. De goede man had hard gewerkt en was behoorlijk dorstig. Janus was een man van aanpakken en huldigde het levensmotto: ‘Niet denken maar doen’ en ook nu hield hij zich daar aan. Zonder verder na te denken dus pakte hij het glaasje dat hem het meeste aansprak en dronk het in één teug leeg. Het geschreeuw aan de voordeur ontging hem want hij genoot van de verfrissende dronk. Daarna verliet hij de ruimte en toog weer aan het werk.

Weken later liep een eenzame wandelaar te genieten van het natuurschoon op de Kromme Heide, niet ver van het laboratorium van professor Hominilupus. Het was de heer van Gerven, een milieufanaticus in hart en nieren, iedere gelegenheid greep hij aan om in deze omgeving te speuren naar zeldzame flora en fauna. Zo had hij gelezen dat de Grauwe Graspieper hier in de buurt foerageerde en wilde deze kans niet onbenut laten.
Hij greep juist naar zijn verrekijker omdat hij meende een Geelgevlekte Blauwgors te zien in de struiken toen hij opgeschrikt werd door een vreemd geluid. Het leek een soort gebrul en in de verte zag hij iets wat op een reusachtige draak leek. ‘Hm, vreemd,’ dacht de heer van Gerven en door nieuwsgierigheid gedreven stapte hij onverdroten voort. Dat had hij beter niet kunnen doen want kort daarna kon men ijselijke kreten horen galmen over de heide en de heer van Gerven keerde die dag niet naar huis terug. Nou, zo ging dat dus door, de ene na de andere wandelaar verdween in de weken daarna en steeds meer verhalen over een monster deden de ronde in de omgeving. De Kromme Heide werd door de overheid dan ook al gauw tot stiltegebied verklaard.
Niemand waagt zich er nu nog en het ruisen van de wind wordt regelmatig verstoord door een afgrijselijk gebrul. Tot op heden tasten de autoriteiten in het duister en het raadsel blijft onopgelost.
Overigens is Janus, de knecht van professor Hominilupus, sinds die tijd ook verdwenen maar een causaal verband tussen deze gebeurtenissen kan niet aangetoond worden. En zo zie je maar weer dat zelfs in deze geordende maatschappij, waar alles toch wel zo’n beetje ontdekt en gecategoriseerd is, er nog altijd geheimen te doorgronden zijn.



 CUL DE SAC

Lieve lezeressen,

Onze rubriek ’Korte verhalen voor dames’ van Françoise Vermère heeft een kleine aanpassing ondergaan. In overleg met Françoise hebben wij de tot voorkort toch wat clichématige romantische feuilletons toegespitst op de moderne dynamische vrouw die weet wat ze wil en midden in het leven staat. Vandaar deze aflevering over een zelfbewuste jonge meid die zich in de alternatieve muziekscene beweegt.

Het was alweer enige jaren geleden dat ze hier met haar vriendinnen en wat collega’s was. Het was op de vrijgezellenavond van Babette. Ze hadden elkaar sindsdien eigenlijk niet zo vaak meer gezien. Maar ja, Babette was zwanger geworden en had het heel wat drukker gekregen. Haar eigen relatie ondertussen, raakte steeds meer in een dal. Daarom stond ze dan ook hier in dit alternatieve muziekcafé. Ze had al een tijdje het gevoel dat het tussen haar en Bart niet meer zo spannend was. Moeilijk te zeggen, maar het leek wel of ze meer broer en zus waren geworden. Ze hield nog wel van hem, maar toch, ze miste iets. Toen ze uiteindelijk dan de stap genomen had om het uit te maken was ze onbewust eigenlijk steeds meer naar dit café gegaan. Ze wist het ook niet, maar iets trok haar aan. Ze had nu toch geen verplichtingen meer. Ze vond het alleen nog wel moeilijk om haar ex-vriend hier tegen te komen, want sinds hun breuk werd hij hier ook wel gesignaleerd. Vreemd, want toen ze nog samenwoonden ging hij nooit op stap en zat avond aan avond aan de computer.

Onlangs had ze een jongen leren kennen. Lucas heette hij. Lucas Dec, als ze het tenminste goed had verstaan, want de muziek kon hier nog al eens hard staan. Zo hard zelfs dat ze al heel wat monologen had gevoerd, achteraf bleek dat niemand ook maar een woord had verstaan van wat ze zei. Wel hadden alle jongens heel belangstellend geknikt en iets teruggebruld, maar vreemd genoeg leken ze haar een dag later niet meer te herkennen. Want ja, ze was hier vrijwel elke dag, sinds haar nieuwe, vrije leven was begonnen. Dat was wel moeilijk, maar ook spannend.
Lucas bijvoorbeeld speelde ook in een band. Heel anders dan haar ex Bart, die iets deed op een of ander kantoor met I.T. of zo. Ach, ze had er eigenlijk nooit echt iets van begrepen. Nee, dan Lucas Dec, die was bassist bij de ‘Incredible Anacreontics’ en binnenkort zouden ze hier optreden, in de kuil. Zo werd dat genoemd hier, de kuil. Het was een soort dansvloer, die deed denken aan de leefkuil uit de jaren 70. Soms werd er ook wel eens gedanst, maar meestal stond de menigte stil met bier in de hand fysiek contact te vermijden. Want druk was het er wel.

Nu was het dan zover. De ‘Incredible Anacreontics’ gaven een spectaculaire show weg. Het was maar goed dat de kroegbaas oordoppen had uitgedeeld voor aanvang, want het concert was wel wat luid. Maar wat zag Lucas Dec er goed uit. Hij was weliswaar bassist, maar hij had net zo goed de zanger kunnen zijn, vond ze. Zijn paarsgeverfde sik deed zijn neuspiercing extra goed uitkomen en je kon zijn tribal door de gaten in zijn hemd heen zien. Ze voelde zich erg tot hem aangetrokken en besloot hem na het optreden weer eens aan te spreken, hij zou vast nog niet meteen vertrekken. En inderdaad, nadat er flink wat heen en weer was gesjouwd met instrumenten, stond hij met een dubbele trappist in de hand wat te bewegen op de maat van de muziek. Lucas was kennelijk al wat aangeschoten, want hij leek een beetje onvast op zijn benen te staan. Gelukkig werd hij ondersteund door een meisje, waarschijnlijk een fan. Ze droeg het gebruikelijke tenue, een zeer strakke broek met daarboven een nog strakker hemdje. Je kon zien dat Lucas behoefte aan steun had, want hij omarmde het meisje vol overgave.
‘Hey Lucas, wat een mega–vet optreden.’ Dat was ze van plan te gaan zeggen ,maar toen ze zich eindelijk door de menigte heen had gewurmd, was ze juist op tijd om getuige te zijn van een schaamteloze tongzoen van haar idool met zijn fan.’Het zal wel alleen vriendschappelijk zijn,’hield ze zichzelf nog voor, want dat was in de alternatieve scene niet ongebruikelijk, maar toch zat ze al spoedig weer op haar fiets, op weg naar haar flat in noord.
Zou zij uiteindelijk toch haar Lucas Dec kunnen krijgen, ondanks deze kleine teleurstelling? Lees het in de volgende aflevering van ’Korte verhalen voor dames.’

Liefs van Françoise Vermère.




Dit artikel kan uw leven veranderen!!!!     

Liefdesverdriet?
huwelijkse sleur?
Afgewezen?
Foute man of vrouw?
Relatieproblemen?
Wanhopig op zoek?

Dit alles behoort tot het verleden met de nieuwe revolutionaire methode van Stoplove™.

Heeft u er ook zo genoeg van om steeds weer teleurgesteld te worden in de liefde? Zit u vast in een uitzichtloze relatie? Realiseert u zich dat u een slaaf bent van uw gevoelens? Dit is uw kans om voorgoed te breken met deze vicieuze cirkel van ellende.

In tegenstelling tot wat wordt beweerd, is de liefde een gevaarlijk fenomeen, dat reeds velen in het ongeluk heeft gestort.
Heeft men eenmaal de partner van zijn/haar dromen ontmoet, ontstaat onmiddellijke afhankelijkheid, een ziekelijke verslaving aan het gezelschap en de goedkeuring van de ander. Wie zou niet terugschrikken voor het gebruik van chemische stoffen als fenylethylamine, noradrenaline, adrenaline, endorfine, dopamine en oxytocine? Allemaal zwaar verslavende drugs. Toch treedt de overheid niet op tegen het gebruik hiervan, omdat ze worden aangemaakt in de hersenen van een slachtoffer van verliefdheid, met alle gevolgen van dien. Het lot van de verslaafde ligt hier dus in handen van de gewenste partner.
Dit verschijnsel wordt als iets normaals, ja zelfs als wenselijk beschouwd in onze maatschappij, getuige het ontelbare aantal liederen, verzen, boeken, films etc. die deze afwijking verheerlijken. Men heeft zelf het huwelijk in het leven geroepen, waardoor men ook nog eens financieel afhankelijk wordt. Bekijkt men echter met een nuchtere blik de gevolgen van wat gerust een stoornis mag worden genoemd, ziet men alom ontevredenheid, eenzaamheid, verbittering, jaloezie, gebroken gezinnen, ongewenste kinderen en een wildgroei aan datingsites en bemiddelingsbureaus, die dankbaar gebruik maken van deze geaccepteerde verslaving.

Stoplove™ bekijkt de zaken van een verfrissende andere kant. Dankzij onze wetenschappelijke methode kunt ook u verlost worden van de emotionele stoornis die liefde heet. Ons doordachte trainingsprogramma staat garant voor een mogelijk slagingspercentage van 96%! (Bevestigd door het Regionaal Instituut Voor Inperking Van Anacreontische Uitlatingen te Weert.)

Na het succesvol afronden van de cursus bij Stoplove™ bent u eindelijk bevrijd van deze allesvernietigende kracht, deze vloek die weldenkende mensen tot wezenloze wrakken maakt. U zult met een relatief kleine investering in staat zij uw eigen leven te leiden, alleen en zonder de voortdurende hunkering naar iemand die uw leven zou moeten vervolmaken. Eindelijk tevreden in uw eentje, is het motto van Stoplove™.

Denk alleen al eens aan de enorme kostenbesparing;

Geen lidmaatschap meer van datingbureaus.
Nooit meer uren in de disco of in het cafe rondhangen en onverrichtterzake huiswaarts keren.
Geen hoge telefoonrekening meer.
Voor u geen discussies met een onwillige partner, geen geschipper om maar toe te geven aan uw afhankelijkheid. Nee, vrijheid. En dat alles zonder medicatie of dure ingrepen, dankzij het wetenschappelijk geteste concept van Stoplove™
De gedachte aan een partner zal u reeds binnen enkele weken bespottelijk voorkomen en u zult zich geheel ontspannen aan uw eigen bezigheden kunnen wijden.

Een greep uit enkele reacties van enthousiaste cursisten;

‘Ik ben happy single en sta midden in het leven, maar toch mis ik nog een maatje, die mij tegengas kan geven.’ Dit was mijn advertentietekst op een datingsite tot voorkort. Na het volgen van uw cursus heb ik meteen mijn lidmaatschap opgezegd, ik heb er helemaal geen behoefte meer aan. Dankuwel, Stoplove™! Mevr. P. te T.

Mijn vrouw heeft me verlaten voor een ander en ik was ten einde raad.  Stoplove™ heeft me er bovenop geholpen. Ik snap niet waar ik me ooit druk over heb gemaakt. Ik kan haar missen als kiespijn. Dhr. F. te B.

Fantastisch, mijn verlangen naar liefde en genegenheid is helemaal verdwenen, Stoplove™ is echt fantastisch. Voor mij hoeft die flauwekul niet meer. Ik kan mij nu helemaal op mijn carrière en hobby’s storten. Dhr. K. te O.

Bestel nu het uitgebreide cursusboek van Stoplove™ en ontvang als extra bonus de dvd;’Verlost van de liefde’ met vele praktische tips om meteen thuis te beginnen met het uitbannen van deze kwelling.
(Stoplove™ wordt ondersteund door Prof. Dr. Grimbach, hoogleraar pro-actieve macrochaotica in intermenselijke relaties aan de Katholieke Universiteit Tilburg.)Waarom nog langer wachten? Grijp nu die kans! Succes bijna verzekerd.





De LP

Licht bezweet van het fietsen stak hij de sleutel in het slot. Hij kwam binnen in een eenzaam huis, maar verheugde zich op het genot dat zijn nieuwe aanwinst hem zou gaan schenken. Hij zette de kachel op 21 graden en stak de stekker van de lavalamp in het stopcontact. Het ging wel even duren voor je de lava zou kunnen zien bewegen, maar in die tijd kon hij mooi een glas whisky inschenken en wat kaarsjes aansteken.
Het kostte wat extra, maar hij had toch maar een plastic beschermhoesje gekocht, dan zou de elpee-hoes er in ieder geval gaaf uit blijven zien. Hij haalde het album tevoorschijn. Het draagtasje ging in de doos waar hij alle andere plastic tasjes bewaarde. Lastig dat hij nu telkens het beschermhoesje eraf moest halen om het album open te kunnen vouwen. Het album terug in de hoes doen was nog lastiger, maar goed. Hij had ook een nieuw cassettebandje gekocht, ferrochrome voor de helderste weergave, om de plaat meteen te kunnen opnemen zodat hij een geheel krasvrije versie zou hebben. Hij zette de cassettespeler in de opnamestand. Hij legde de elpee voorzichtig op de draaitafel en liet de naald langzaam op het vinyl zakken. Dit diende eigenlijk vanzelf te gebeuren dankzij de hydraulische lift, maar die werkte al enige tijd niet meer, als je het hendeltje te snel omlaag deed had je dus kans op een keiharde knal in je speakers of erger nog, een kras op je gloednieuwe plaat. Maar de naald daalde rustig neer en voordat de muziek begon hoorde je ditmaal geen gekraak, slechts het aangename, ja hoe moet je het omschrijven, gezoem van een nieuwe elpee.
Het werd inmiddels een beetje warm in huis en ook de lavalamp begon zijn kunsten te vertonen. Hij genoot van de psychedelische klanken die uit zijn hifiset opstegen en begon ontspannen een jointje te rollen. Hij las de teksten aan de binnenzijde van het album mee en wist dat hij ze als vanzelf uit het hoofd zou gaan kennen. Tot zijn verassing ontdekte hij plots de meegeleverde poster, die onopvallend in de hoes was gevouwen. Dit maakte de aanschaf helemaal compleet. Toen de plaat omgedraaid moest worden was het inmiddels behaaglijk warm en kaarslicht viel op zijn stereotoren waarvan de venstertjes een zacht blauw licht verspreidden. Hasjiesgeur vulde de ruimte en hij ging helemaal op in de beleving van deze geweldige elpee. Halverwege het voorlaatste nummer echter meende hij een onregelmatigheid in het ritme te merken. Vergiste hij zich nu? Nee, dit was niet de bedoeling van de band geweest, de plaat bleef hangen! Onrust beving hem en hij tilde zonder de lift te gebruiken de arm op en zette hem een stukje terug. Het kraakte even. Daar kwam die passage weer en ja hoor, geen twijfel mogelijk, de plaat bleef hangen. Vanaf dat moment was het gedaan met de vreugde. Vijfentwintig gulden had hij betaald voor dit album en nog eens één vijftig voor het beschermhoesje. Twintig kilometer had hij in totaal gefietst naar de platenwinkel en terug. Een half uur had hij daar in dat hokje met een koptelefoon geluisterd en hij wist zeker dat dit de elpee was die hij moest hebben en nu? De plaat bleef hangen. Alles was voor niets geweest. Het enige wat erop zat was morgen terugfietsen, nu waren ze al dicht.
De volgende dag na zijn werk slaagde hij er nog net in om voor sluitingstijd de platenzaak te bereiken. Gelukkig werd zijn elpee zonder problemen omgeruild en eenmaal thuis legde hij de plaat onverwijld op de draaitafel. Gespannen zocht hij de gewraakte passage op en liet na enkele ogenblikken teleurgesteld de schouders hangen. De zaak was duidelijk. Op precies dezelfde plek bleef de plaat weer hangen. Hij wist zeker dat het een ander exemplaar was, hij was er zelf  bij geweest toen de winkelbediende een andere uit het schap pakte. De zaterdag daarop toog hij naar de stad met 300 gulden op zak, het werd tijd voor een nieuwe platenspeler.


De straatartiest

Er was eens, lang geleden, een arme straatartiest. Hij reisde met de kermis mee en zong liederen en vertelde verhalen. Op een dag stond hij te zingen op het marktplein en zag een heel mooie vrouw staan. Ze droeg zulke mooie kleren, zij moest wel een prinses zijn. Hij deed nog meer zijn best, omdat zij glimlachend naar hem stond te luisteren. Toen het optreden afgelopen was, was hij van plan haar aan te spreken, maar ze was al verdwenen.
De volgende dag trad hij weer op. Hij vertelde de mooiste verhalen en zong de mooiste liederen. Weer zag hij haar staan. En weer moest hij toezien hoe ze vertrok voordat hij haar aan had kunnen spreken.

Toen kwam er een man naar hem toe en zei: ‘Ik heb je wel zien kijken naar die mooie vrouw. Zij is de rijkste vrouw van de stad en ik weet hoe je haar hart kunt winnen’. ‘O ja’, vroeg de artiest nieuwsgierig, ‘hoe dan?’ ‘ ‘Eerst zul je rijk moeten worden en ik kan daar voor zorgen. Ik zal het mooiste lied ter wereld voor je schrijven, je zult er rijk en beroemd mee worden. Daarna kun je de vrouw van je dromen veroveren. Je hoeft alleen je handtekening onder dit contract te zetten’.
De muzikant was zo opgetogen, dat hij zonder te lezen zijn handtekening zette. Erg dom, maar ja, liefde maakt blind.

Na een week was het mooiste lied ter wereld af. De artiest zong het tijdens zijn optredens en ja hoor, de meest verharde zielen kregen tranen in de ogen van ontroering en de allertreurigsten begonnen te dansen van blijdschap. Oude ruzies werden bijgelegd, nieuwe liefdes bloeiden op, overal waar hij zijn lied zong. Op regenachtige dagen brak de zon door en de vogels zongen mee. De muzikant werd beroemd in alle steden en mensen kwamen van heinde en verre om het lied te horen. Hij werd rijker en rijker.
De muzikant gaf zijn paard en woonwagen af aan een arm zigeunermeisje en kocht een groot kasteel.
Zoals de man beloofd had, viel hij erg in de smaak bij de rijkste vrouw van de stad. Het duurde niet lang, of ze  gingen trouwen.

De jaren verstreken en de muzikant bracht de tijd door met zingen en feesten in zijn kasteel met zijn mooie vrouw. Hij was alom bekend en gerespecteerd. Op een avond werd er hard op de deur gebonsd. De artiest opende de deur. Daar stond een boze tovenaar met een papier in de hand. ‘Weet je nog, het contract dat je getekend hebt?’ zei deze, ‘de termijn is verstreken. Als je minder verdiend hebt dan een miljoen vervalt alles aan mij, dus ga je geld maar tellen’. De artiest had nooit meer aan het contract gedacht en nu zag hij zich genoodzaakt zijn geld te gaan tellen.

‘Ik geef je drie dagen!’ riep de tovenaar en verdween in de nacht. De artiest begon te tellen. Hij telde alle goudstukken die hij bezat totdat hij omviel van vermoeidheid. Negenhonderdnegenennegentigduizendnegenhonderdnegenennegentig, één te weinig! De volgende dag toog hij aan het werk om een goudstuk te verdienen. Helaas, het lukte niet, want hij was in de macht van een boze tovenaar. Toen hij onverrichterzake huiswaarts keerde, was het slot vervangen. Zijn vrouw zat voor de haard, innig omarmd met contractant 1.

Verslagen zwierf hij door de stad. Daar zag hij zijn oude woonwagen. In de deuropening zat een zigeunerin.
Het arme meisje, aan wie hij zijn paard en wagen geschonken had, was inmiddels uitgegroeid tot een prachtige vrouw. Op haar verzoek zong hij voor haar een lied, dat hij ooit geschreven had. ‘Dit is het mooiste lied ter wereld‘, zei de vrouw. ‘Nee, dat is voorgoed voorbij’, antwoordde de muzikant. ‘Maar ik vind het het mooiste lied ter wereld’, zei ze. Zij keken elkaar in de ogen en wisten dat ze voor elkaar bestemd waren. De artiest besloot zijn leven te delen met deze mooie zigeunerin.
Toen de boze tovenaar hoorde over het nieuwe geluk, werd hij witheet van woede. Hij verdween met een enorme steekvlam in de grond, zoals bij tovenaars gebruikelijk. Niemand heeft ooit meer iets van hem vernomen.
De artiest hertrouwde en leefde nog lang en gelukkig.






DEMOTIVATOR



Geslaagde zakenlieden, populaire artiesten, spirituele leiders, topsporters, beroemde uitvinders, zij zijn allen succesvol en hebben dit succes dikwijls door hard werken verkregen. Nu wil iedereen wel op de een of andere manier succesvol zijn en daarom zijn er veel mensen die dit succes, in welke vorm dan ook, nastreven. Ook zij doen dit dikwijls door hard te werken. Zij vertonen echter een belangrijk verschil met de hierboven genoemde groep, zij falen jammerlijk en niemand zal ooit kennis nemen van hun composities, toneelstukken, schilderijen, boeken, uitvindingen, enzovoort. Hoe komt dit? Wat maakt de een tot een geslaagd ondernemer of kunstenaar en de ander tot grijze muis? Is het talent? Is het vriendjespolitiek? Geluk?

Om enig inzicht in deze materie te verkrijgen een stukje historie. We gaan terug naar het jaar 1963. In zijn flat in Haarlem zuid zit de veelbelovende jonge schrijver Fred Mardeur te werken aan zijn debuutroman. Zijn vrouw loopt op kousenvoeten door het huis om hem niet te storen en de kinderen zijn al 3 weken uit logeren, want iedereen is ervan overtuigd dat deze roman alle andere overbodig zal maken. Fred legt de laatste hand aan de ontknoping. Het boek nadert zijn voltooiing, als hij plotseling een stem hoort. Het is een vreemde, zware stem, die uit het niets schijnt te komen. De stem zegt met een zuidelijke tongval: ’Waor zèède gij meej bezig?’ Fred wil antwoorden, maar de stem vervolgt: ’Dè heej tòch himmel gin nut, wè gij òn et doen zèèt. Daor zit tòch gin man òp te wòchte.’ Fred ziet in dat zijn geschrijf tot niets leidt en werpt zijn 600 pagina’s tellend handgeschreven manuscript uit het raam. De papieren verspreiden zich door de stad en niemand neemt de moeite ze bij elkaar te zoeken.

Een soortgelijk verschijnsel deed zich voor bij de Tilburgse bergbeklimmer Mees Moutnie die in 1922 een poging deed de Mount Everest te bedwingen. Nog slechts enkele meters verwijderd van de top, de Tilburgse vlag reeds in de hand, weerklinkt plotseling een stem:’Dè hòlde gij tòch nie. Ge kunt net zo goed nor hèùs gaon. Dè kunde gij nie.’ En woorden van gelijke strekking. Mees werpt de vlag in de afgrond en maakt rechtsomkeert.

Hetzelfde overkwam de destijds befaamde concertpianist Gustav Tadderak. Tijdens een recital vertolkte hij het adagio uit de dodecafonie in cis grote terts van de te jong overleden componist Sjoerd D’andôr. Zijn pianospel werd plots overstemd door de volgende woorden; ‘Eej! Vèèndegij dè naa schôon? Wènne ketelmuziek. Vur mèn hoevet nie. Wènnen bout.’ De volgende dag solliciteerde Tadderak als magazijnmedewerker bij de Vademestru Afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V aan de Ringbaan Noord, alwaar hij zijn verdere actieve leven sleet.

Dit mysterieuze verschijnsel is in de late jaren zeventig wetenschappelijk onderzocht door Prof. Dr. Grimbach, hoogleraar onbegrijpelijke fenomenen aan de Katholieke Universiteit Tilburg. Het project werd gefinancierd door de overheid en de kranten schreven dagenlang over dit spraakmakende onderzoek. Om onbekende redenen heeft echter niemand meer iets van  Prof. Dr. Grimbach en het onderzoek gehoord. Het vermoeden bestaat dat de professor halverwege gedemotiveerd is geraakt.

De hier beschreven situaties maken duidelijk dat het falen of slagen van een onderneming afhankelijk is van het al dan niet verschijnen van wat men tegenwoordig ’The Demotivator’ noemt. Deze manifesteert zich dikwijls in de vorm van de eerder beschreven geheimzinnige stem en maakt demotiverende opmerkingen tegen het slachtoffer, op deze wijze zorg dragend voor een steeds groeiende stapel nooit uitgegeven boeken, niet gewonnen prijzen, nooit opgenomen Cd’s en films, mislukte uitvindingen en afgelaste optredens.

’The Demotivator’ is ook onderwerp van een binnenkort te verschijnen film van de hand van de beroemde regisseuse Betty Akkemay. Met in de hoofdrollen klinkende namen als Fernando Ducati, Hank Cromme en Johnny Roggbiv. Naar verluidt is de sponsoring ook bijna rond. De bottelaar van het bekende merk ‘Energy Sucker’ wil haar naam graag aan deze productie verbinden. Het belooft een alleszins aanbevelenswaardige rolprent te worden. ‘Demotivator III’ straks in de bioscoop, mis ‘m niet!


VERLEIDING

Voor die lezers die in onderstaand verhaal een spanningsopbouw of ontknoping missen, het betreft hier een fragment uit de nog te schrijven psychologische roman ’Vergezichten in het duister’ door Frits H. Ganzewinkel. Wat vooraf ging en hoe het de hoofdpersoon verder vergaat wordt derhalve aan de verbeelding van de lezer overgelaten.

‘Een pilsje zou er wel ingaan’, dacht Tinus, terwijl hij voor de zoveelste maal zijn kwast terzijde legde. Het wilde maar niet lukken om de juiste sfeer op het doek vast te leggen. Hij was weliswaar definitief gestopt met drinken, maar een klein pilsje zou hem toch wel wat inspiratie geven. En dat kon hij goed gebruiken, want hij had een heuse opdracht. De uitbater van café ’De Bolle Wartel’ had een schilderij van hem geaccepteerd als betaling van de rekening die nu alweer maanden openstond. Het moest een kunstwerk worden dat een stukje verstilling uitstraalde. Een brokje eenzaamheid ook. ’De Bolle Wartel’ was een soort stamkroeg van hem geworden, waar hij, zeker toen hij nog dronk, de nodige inspiratie had opgedaan. En dat kost wat.
Tinus dwong zichzelf weer aan het werk te gaan, maar de gedachte aan een koel biertje bleef zich maar opdringen.’Ik kan natuurlijk even de sfeer gaan proeven in het café.’ mompelde hij in zichzelf en liep de straat op.

Na enige tijd liep hij langs café ’De Bolle Wartel’ en vertraagde zijn pas. Hij twijfelde even of hij wel naar binnen zou gaan. Hij voelde zich namelijk niet helemaal op zijn gemak. Het leek hem erg druk binnen.
Hij besloot toch maar de stap te wagen en betrad het gezellige kroegje, waar juist een bekende sfeerzanger aan zijn optreden begonnen was.’Waar blijvon die handjaaaas?!’ klonk het door de benauwde ruimte. Tinus kreeg even de aanvechting om rechtsomkeert te maken, maar zijn dorst kreeg de overhand en hij wurmde zich door de mensenmassa richting bar. Hij probeerde de aandacht van de barmeid te trekken met handgebaren. Hij werd niet opgemerkt. Juist toen hij besloot dan maar om aandacht te schreeuwen, zette de volkszanger een nieuw lied in, voorafgegaan door een oorverdovend;’Ik wil jullie zien springaaaa!’ De behoefte om te springen werd hierdoor bij het publiek, noch bij onze kunstenaar aangewakkerd. Er heerste een algehele desinteresse in de zanger, die toch alles in het werk stelde om de handjes op elkaar te krijgen. Het volume werd nog wat opgeschroefd en hij brulde met overspannen stem;’Hebben we der allemaal zin iiiiiin?’ Uit de zaal kwam vooralsnog geen reactie.
Tinus had ondertussen eindelijk een biertje bemachtigd en probeerde een rustig plekje te vinden. Dit viel nog niet mee. Hij wilde eigenlijk een goed gesprek voeren met een geestverwant. Een boeiende dialoog over kunst en dergelijke, dat was waar hij behoefte aan had. Maar nu stond hij noodgedwongen te luisteren naar Nederlandstalige toppertjes in een zwetende menigte.

Opeens zag hij in een hoek een gestalte met een bierbuik en een wilde baard. De man rookte zowaar een pijp en dronk daarbij een zwaar Belgisch bier. Tinus herkende in hem onmiddellijk een kunstminnaar. Het leek te mooi om waar te zijn. Hij had hem vrij spoedig bereikt en probeerde niet al te gretig een discussie over kunst en cultuur op gang te brengen. De man had hier overduidelijk wel oren naar, voor zover de sfeerzanger het toeliet en al gauw waren de twee heren verwikkeld in een uitgebreide conversatie. Vrijwel de gehele landelijke kunsthistorie kwam aan bod en natuurlijk ook de Tilburgse kunstscene werd uitgebreid besproken. Het kostte wat moeite om de man te verstaan, maar het was wel duidelijk dat hij wist waarover hij sprak, gezien de wijze waarop hij aan zijn pijp lurkte en de manier waarop hij de ene trappist na de andere achteroversloeg. Ja, Tinus was erg onder de indruk. Het werd later en later. De sfeerzanger begon zowaar goed te klinken, maar dat zou wel eens aan de hoeveelheid drank hebben kunnen liggen, die Tinus inmiddels had genuttigd. En hij was nog wel gestopt met drinken. ‘Nu ja,’dacht hij.’dat stoppen kan morgen ook nog wel.’en hij goot nog een tripeltje achterover. Die nacht verliet Tinus als laatste de kroeg. Het afgelopen uur had hij de barjuffrouw uitgebreid onderhouden over alle aspecten van het kunstenaarschap. Het meisje leek opgelucht toen zij eindelijk de deur op slot kon doen.

De volgende dag werd Tinus wakker met een lichte hoofdpijn en het grote, witte, lege doek staarde hem aan. Het leek hem haast onmogelijk om aan zijn schilderij te beginnen. Maar van een pilsje zou hij wel weer opknappen.




DE SHOPPINGMALL


Voetstappen galmden door de Heuvelstraat. Bradley voelde zich wel een beetje schuldig, hij wist heel goed dat hij hier niet mocht komen van zijn ouders maar dat maakte het niet minder spannend. Hij liep tussen zijn vrienden in, wat hem een veilig gevoel gaf. Hij vond ook wel dat zijn vader het er een beetje zelf naar gemaakt had, met zijn verhalen over vroeger, toen dit nog een bruisend centrum was.
De wind gierde langs de vervallen gevels en hier en daar kraakte het. Bij sommige panden waren de planken van de ramen getrokken en keek je in een diep zwart gat waar eens misschien wel een kleurige modezaak had gezeten en waar muziek uit de open deuren had geklonken.

Een beetje schuw bewoog het groepje jongens zich voort, je moest tenslotte wel oppassen. De meeste mensen waagden zich niet in het centrum, waar zich nogal wat ongure types ophielden. Een paar jaar geleden ging het nog wel, toen had de gemeente veel voormalige winkelpanden verhuurd aan kunstenaars, maar door de toegenomen criminaliteit waren zelfs die vertrokken.

Ze kwamen aan bij een groot plein, waarvan het grootste gedeelte braak lag. Er werd hier echter al jaren niet meer gewerkt. Dit plein, de Heuvel, wist Bradley, zou nooit meer de glorie krijgen die men destijds in gedachten had. Op een flard van een spandoek kon je nog zien hoe het had moeten worden, fris en groen met veel lindebomen. Zijn vader had hier dus nog rondgelopen, met een groep vrienden, achter de meiden aan en naar de koffieshop en naar de bioscoop. Wat een waanzinnige tijd moet dat zijn geweest, dacht Bradley. Maar ja, dat was allemaal voor de komst van de Shopping-mall, waar je tegenwoordig alles kon kopen wat je wilde, als je rijk genoeg was tenminste. Vanuit hun flat kon Bradley iedere dag de lange rij vierwiel aangedreven SUV’s zien, op weg naar de mall om hun auto’s vol te laden met dingen die ze bij Bradley thuis nooit konden kopen.
Vroeger was dat wel anders, vertelde zijn vader altijd, dan ging je met het gezin naar de stad om te winkelen en kon je hamburgers eten bij de mcDonalds. Ongelofelijk.

Leroy, die toch een beetje de aanvoerder was van het vriendengroepje, stopte bij een enorm grijs gebouw. Vroeger een megabioscoop geweest, maar nu een dreigende steenklomp tussen de andere vervallen gebouwen. ‘Hier is het,’ fluisterde Leroy, die opeens een beetje minder stoer overkwam dan normaal. Ze slopen naar binnen en Leroy klopte op een vermolmde deur. Het afgesproken teken, het ritme van;’Daar wordt aan de deur geklopt,’een liedje uit de tijd dat gewone mensen nog Sinterklaas vierden. Dat was nu alleen nog maar voorbehouden aan de rijken. Het heette ook geen sinterklaas meer, maar ‘Santa Claus,’een samenvoeging van kerstmis en sinterklaas,een drie maanden durend feest waarbij men zoveel mogelijk probeerde te eten en te drinken. Er werden zelfs eetwedstrijden georganiseerd bij de mall, had Bradley gehoord.

Na enige tijd ging de deur open en werden de vrienden binnengelaten door een tandeloze man, gekleed in trainingspak en baseballpet. Meteen trok Leroy drie briefjes van vijftig uit zijn broekzak en verruilde deze zwijgend voor een rood met wit gekleurd doosje. Bradley vroeg zich nog af waar hij dat geld vandaan haalde, maar zei wijselijk niets. Snel verlieten ze het pand en eenmaal buiten openden ze het doosje en namen ieder een sigaret. Schichtig om zich heen kijkend inhaleerden ze de rook van het verboden genotsmiddel. Het was natuurlijk wel oppassen, want als ze gepakt werden….Bradley durfde er niet aan te denken. Zeker nu sinds kort de sharia was ingevoerd voor minvermogenden. Nu gingen ze allemaal wel iedere dag braaf naar de moskee, maar toch….

Nog lang daarna dacht Bradley aan zijn avontuur in het centrum van Tilburg en hij droomde over hoe het ooit moest zijn geweest, met café’s en terrasjes, bioscopen en snackbars voor iedereen. Vanuit zijn slaapkamerraam keek hij met knorrende maag naar de file, op weg naar de mall.




TILBURG 200 JAAR


‘Tilburg  200 jaar.’ Ja mensen, de tijd vliegt. Alweer twee eeuwtjes de schonste stad van et laand, zoals men vroeger zei. Deze status hebben wij niet zomaar gekregen, nee daar is heel wat aan vooraf gegaan. Wij blikken vandaag terug naar het Tilburg van weleer, toen de stad nog naamloos was en slechts werd bevolkt door op gorilla’s gelijkende inboorlingen, die elkaar met speren en knuppels te lijf gingen. Het Tilburg uit de vroege ijzertijd.

‘Tilburg moderne industriestad’ en ‘T je bent er.’ Enkele marketingtechnisch verantwoorde uitlatingen, waarmee men tracht deze stad op de kaart te zetten, zoals dat heet. Onzin natuurlijk want Tilburg staat allang op de kaart. Bekijk een willekeurige kaart van Nederland en het wil al heel gek gaan als Tilburg er niet op staat. Ik heb zo’n kaart nog nooit gezien tenminste. Ik zie dan ook de toegevoegde waarde van dergelijke slogans niet in.  Ze zijn verzonnen door Systemaccountantfaxengineerfaxilitydirectionmanagers in een of ander glazen kantoorgebouw langs de snelweg in opdracht van de gemeente met als doel de stad een imago te geven. Want dat is wat er aan schortte, een echt imago, zoals andere steden dat ook hebben.

In het begin van de ontstaansgeschiedenis van Tilburg had men wel wat anders te doen dan nadenken over het imago van de stad. Onze voorvaderen uit de prehistorie, thans bekend als de ‘Golliepaopen’, leefden in stamverband en voorzagen in hun levensonderhoud door het beroven van rivaliserende stammen, zoals de ‘Tietaaier’, de tegenwoordige bewoners van Goirle.

In het archief van Prof. Dr. G. Grimmbach, hoogleraar antropologie aan de Katholieke Universiteit Tilburg vinden we een met houtskool op boombast getekende landkaart waar Tilburg wel opstaat, maar slechts als een naamloze nederzetting, bestaande uit 2 plaggenhutten en een lindeboom. Deze kaart stamt volgens de professor uit de oertijd, om precies te zijn, uit het neo-plasticum.
Wat weten we eigenlijk van de stad Tilburg in de oertijd?
Zoals inmiddels door iedereen wordt aangenomen, een enkele idioot daargelaten, stammen wij mensen van de apen af. Aan veel Tilburgers is dit nog goed te zien. Te horen ook trouwens. Het Tilburgse dialect is ontstaan als gevolg van de geïsoleerde positie die Tilburg duizenden jaren heeft gehad binnen de Nederlanden. De oorspronkelijke bewoners bedienden zich van rauwe kreten als communicatiemiddel. Terwijl men in de rest van ons land al rechtop kon lopen en hele zinnen kon vormen, bleef men in Tilburg door het gebrek aan goede verbindingswegen, geluiden produceren die nog erg dicht bij het vocabulaire van onze voorouders, de apen lagen. Wie het hardste schreeuwt heeft in de regel gelijk, zo was de mores toen. En anders bood een ruwhouten knuppel nog altijd uitkomst. Tot op heden is hier eigenlijk nauwelijks iets aan veranderd en de gemeente spant zich dan ook in zich aan dit stukje historie te ontworstelen.

Men verzon pakkende slogans, men greep de slopershamer en de hakbijl en verwijderde onder zeer veel meer de lindeboom, een stukje natuur in de stad, dat herinnerde aan het onbeschaafde verleden.


Bij primitieve stammen vormt een boom dikwijls het hart van de gemeenschap. Het volk hecht doorgaans zeer veel waarde aan zo’n boom, die niet zelden de status van heiligheid bereikt, zo ook in de nederzetting Tilburg. Deze boom nu, een linde die reeds sinds mensenheugenis het centrum van deze stad vormde, werd door de gemeente enkele jaren geleden omgehakt in de hoop daarmee het Tilburgse volk te civiliseren. Vandaag de dag wordt in Tilburg nog steeds alles verwijderd wat zou kunnen leiden tot nostalgische gevoelens en vervangen door moderne beton- en staalconstructies die naar men zegt passen in het uniforme straatbeeld. Om eventuele protestacties van intellectuelen en andere randfiguren voor te zijn vinden dergelijke cultuurvernietigingen ’s nachts en onaangekondigd plaats.

Ja, er is heel wat veranderd sinds de laatste holenmensen onze mooie provincie bevolkten. Maar de ware volksaard verloochent zich niet. Op bijgevoegde illustratie ziet men een reconstructie van hoe de oer-Tilburger er moet hebben uitgezien. En wie goed kijkt herkent hierin reeds de moderne stadgenoot die heden ten dage het straatbeeld bepaalt.




PROF. GRIMBACH

Hoe vaak gebeurt het, dat een gratis uitgaansmagazine aandacht besteedt aan religie en wetenschap? Nooit. Om hier verandering in te brengen stuurden wij onze verslaggever F. van der Meer erop uit om Prof. Dr. Grimbach, hoogleraar occulte computerwetenschappen aan de universiteit van Lüdbergen
( D.) te interviewen over zijn laatste uitvinding, die naar zijn zeggen de wereld zal veranderen.

Als ik de werkkamer van professor Grimbach betreed, doet niets vermoeden dat in deze ruimte misschien wel de grootste uitvinding van de eeuw gedaan is. Het is een sober ingericht kantoor met een bureau met een computer en overal verspreid boeken en papieren. Ook professor Grimbach lijkt in niets op de verstrooide uitvinder uit films, die volkomen wereldvreemd tussen zijn retorten dwaalt. Nee, de heer Grimbach is een eigentijdse vijftiger met een licht Duits accent en een milde glimlach. Ik kan haast niet wachten alles over zijn revolutionaire uitvinding te horen.
Hij biedt mij een kop koffie aan en begint zijn betoog. “U vraagt zich wellicht af waarom ik mij juist door u laat interviewen voor de Tillywood? Welnu, dit komt eenvoudig doordat alle andere journalisten mij vierkant uitlachten, toen ik over mijn uitvinding vertelde. Ik heb namelijk een methode ontdekt die het voor iedereen mogelijk maakt te communiceren met gene zijde”.
”Interessant.”breng ik verbouwereerd uit.”Ik bespeur daar enige scepsis”meent de professor,”en daarom zal ik u nu de werking van mijn uitvinding gaan tonen.”
Hij loopt naar zijn computer en vervolgt;”Reeds sinds mensenheugenis vraagt men zich af of er leven na de dood is. Alle religies, paragnosten, mediums en onderzoekers ten spijt, heeft men tot op heden geen bevredigend antwoord op die vraag gevonden. De software die ik u aanstonds zal demonstreren  zal het voor iedereen mogelijk maken contact te leggen met het hiernamaals, hetzij via speakers en microfoon of e-mail. Contact via de webcam is nog in ontwikkeling.” “Maar...” wil ik in het midden brengen.
“Zoals u misschien weet heeft alle materie een eigen frequentie. Het merendeel van deze frequenties zijn zeer hoog en niet waarneembaar voor de mens. Ook was er tot voor kort geen techniek om deze hoge frequenties waarneembaar te maken. Met deze vinding betreden wij het rijk van de geesten, de gidsen, de engelen, om kort te gaan, wezens die ons omringen maar waar slechts enkelen mee kunnen communiceren. Deze mensen noemen wij mediums, maar de betrouwbaarheid van hun waarnemingen is veelal twijfelachtig en zelden gespeend van persoonlijk belang. Deze uitvinding zet hoogfrequente signalen om in duidelijke taal en zal de intermenselijke verhoudingen voorgoed veranderen.
Denkt u zich eens in: onderdrukking door religies zal tot het verleden behoren, omdat de angst voor de dood is verdwenen. Mensen zullen met behulp van mijn vinding alle hoogfrequente signalen kunnen opvangen, dus ook elkaars gedachten, als gevolg waarvan crimineel gedrag niet meer zal voorkomen.”

Ik ben met stomheid geslagen. Ik begrijp dat dit een groots moment is.
De heer Grimbach is intussen druk doende met zijn computer en heeft enige tijd geen aandacht voor me. Dan zie ik hem nerveus zoeken tussen zijn aantekeningen.”Ik ben de MFTS-code kwijt.”hoor ik hem mompelen en hij doorzoekt alle laden van zijn bureau.”Kan ik misschien iets doen?”vraag ik om de gespannen sfeer enigszins te doorbreken.”De MFTS-code( Multiple Frequency Translation System) is noodzakelijk voor het opstarten van de software en bestaat uit 56 karakters. Zonder deze code kan de Meta-Magnetic Resonance Detector niet gekoppeld worden aan de interne database!”roept hij uit.
Vervolgens slaat de paniek toe. De prof trekt zwetend de laden uit zijn bureau en gooit ze leeg op de grond. Als een bezetene graait hij tussen de paperassen. De code is kennelijk erg belangrijk. Ik doe er het zwijgen maar toe, vooral omdat hij niet gezien heeft dat ik mijn koffiekopje heb omgestoten. Op het papier waarop de koffievlek zich snel verspreidt, zie ik nog net in half uitgelopen vulpeninkt de letters MFTS staan.
Ik neem mij voor het kantoor te verlaten. Ik zeg tegen de uitzinnige geleerde dat mijn tijd erg beperkt is en dat ze op de redactie op me zitten te wachten en neem afscheid. Hij merkt me nauwelijks op en werpt kermend nog een boekenkast omver. Eenmaal buiten meen ik nog vaag geschreeuw en gebonk van vallend meubilair te horen.

TONY

Tony gooide de laatste witte muizen in zijn terrarium en wachtte af om te zien hoe zijn reuze boa constrictor ze zou verorberen. Dit was altijd weer een spektakel. Het deed hem steeds weer denken aan die scene uit ‘The Terror Of Living’ van Yvan Chalasnikow, een vier uur durende Russische cultfilm uit 1966 in zwart wit, in het Japans nagesynchroniseerd en ondertiteld in het Roemeens, maar voor de liefhebber van het genre een absolute must.

Al snel waren de arme dieren verslonden en Tony wijdde zich weer aan zijn laatste project; een bouwpakket van het meest huiveringwekkende monster uit de recente filmgeschiedenis: The howling Flab. Hij was hier al enkele weken mee bezig en draaide daarbij altijd zijn favoriete cd van dit moment; ‘Total Resignation’ van de formatie Demotivated Slut.  Jarenlang was hij fan geweest van Fatal Abortion, maar na het verschijnen van hun laatste cd met hun top 10-hit was dat voorbij. Wat een waardeloze commerciële sound. Daarbij kwam dat de zanger zijn haar had afgeknipt en zodoende een knieval had gemaakt naar de commercie. Tony had om middernacht bij volle maan alle cd’s van Fatal Abortion ritueel verbrand in zijn achtertuin. Trouwens ook de tourshirts waar de zanger nog met lang haar opstond.

Heel lichtjes headbangend werkte hij verder aan zijn bouwpakket.
Het uitgerukte oog was hierbij het moeilijkste, voorzichtig bracht hij rode verf aan in de oogkas, maar schoot daarbij uit en even leek het of heel zijn bouwpakket hiermee verknoeid was, maar gelukkig viel het totaalbeeld mee. Hij draaide nog een zware Brandaris en besloot dat het wel welletjes was geweest. Morgen wachtte hem tenslotte weer een dag aan de lopende band bij de Vademestru Afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan Oost in Tilburg.
Toch kon hij het niet nalaten in bed nog even te lezen in ‘Vampirella en de vloek van de stinkende lijkenzuigers.’ Zijn gedachten dwaalden echter af naar het concert van volgende week, dan zou ‘Delete ‘Em All’ optreden in de grote zaal van 013 en weer een week later was het zover; dan stond hij zelf in de Batcave met zijn band. Hij hoopte wel dat zijn vriendin dan weer terug zou zijn, ze was op vakantie naar Stonehenge voor de heksensabbat. Ze zou er bij moeten zijn als hij samen met de jongens van Bloodstained Ax het publiek zou doen huiveren met moddervette gitaarriffs en zijn messcherpe teksten de zaal in zou braken. In gedachten voelde hij reeds de dubbele bass beuken. Hij draaide zich op zijn linkerzij, want zijn piercing bleef maar iriteren en stapte in het eerste het beste treintje naar dromenland.

Twee weken later zat Tony in de kleedkamer met Bloodstained Ax te wachten tot de show kon beginnen. Er was enige onenigheid gerezen met betrekking tot de setlist. Marco beweerde dat afgesproken was om met ‘Lost Erection’ te beginnen, terwijl Remco dat nummer juist niet meer wilde spelen, omdat het ooit gecoverd was door Tampera en dat was een stel commerciële meelopers. En Tony vond eigenlijk dat Remco veel te mainstream was in zijn solo’s. Even leek het erop dat het hele optreden niet door zou gaan, maar juist toen Remco en Marco Tony uit de band wilden zetten, kwam daar een kleine, bleke gestalte in een lange zwartleren jas de kleedkamer binnen. Het was Tony’s vriendin die, net terug van Stonehenge, het concert niet wilde missen.
’Hellyeah!’ riep Tony en omarmde zijn lief. ’Hellyeah!’ riepen ook de andere bandleden, want Tony’s vriendin was best een lekker wijf en gezellig ook. Ze dronk altijd graag een pilsje mee met de jongens en was eigenlijk ook de grootste fan van Bloodstained Ax. Altijd als ze optraden zag je haar paarse haren voor het podium heen en weer zwieren. ‘In your face!’ merkte Remco dan ook terecht op.’Respect!’ voegde Marco eraan toe. En zo kwam het dat Bloodstained Ax die avond toch een spetterend optreden gaf in de Batcave, waarbij gecrowdsurft en geheadbanged werd dat het een aard had…. Eind goed al goed.

P.s. Misschien leuk om te vermelden dat deze tekst, buiten dit naschrift dan, 666 woorden telt. Ja, daar is over nagedacht.




S.T.B.E.T.B.V.F.G.I.H.M.B.

Geachte lezer, 

Mijn naam is Arend-Jan Wittewaal van Stoetwegen en het is mij, als voorzitter van de S.T.B.E.T.B.V.F.G.I.H.M.B. (Stichting Tot Behoud En Ter Bevordering Van Folkloristische Gebruiken In Het Midden-Brabantse) een eer en een genoegen middels dit vlugschrift het woord tot u te kunnen richten.
Onlangs tijdens de plenaire vergadering bespraken wij welke folkloristische gebruiken er wel eens in het gedrang zouden kunnen komen, hetzij door desinteresse van het volk, hetzij door de voortschrijdende modernisering van onze samenleving. Voor de duidelijkheid, onze stichting zette zich reeds in voor het behoud van vele folkloristische gebruiken, waaronder het dwergwerpen en hanenkappen. Voorbeelden van alleraardigste tradities,waarbij de goemeente zich tegen geringe kosten mateloos amuseert.
Nu opperde een goede vrind van me, Roelof, tevens bestuurslid van de Heerensocieteit Omni Vanitas, het aloude carnaval aan een onderzoek te onderwerpen, hierbij opmerkend dat de stad Tilburg zich bij uitstek zou lenen voor een dergelijke navorsing, gezien het hoge aantal lager opgeleiden, hetwelk de feestvreugde aanzienlijk zou verhogen.
Nu zijn de leden van onze club niet vies van een goudgele rakker met een witschuimende kraag op zijn tijd, dus het voorstel werd met algemene stemmen aangenomen.
Onder luchtige scherts begaven wij ons, geheel volgens traditie uitgedost met boerenkiel, zwarte pet en rode sjaal, bijeengehouden door een luciferdoosje, naar het uitgaansgebied, waar het carnaval die avond zou losbarsten. Dhr. Ralph Welgeboren (notulist) had zijn bovenlip zelfs van een olijk snorretje voorzien.
Wij kozen café bar “Het Karrewiel” als startpunt voor onze kroegentocht.
Na zorgvuldig te zijn gefouilleerd door een dienstdoend sfeerbeheerder, betraden wij het etablissement. En juist toen wij goedgeluimd de polonaise wilden inzetten, werden wij vergast op liederen die klonken als; “Geil moet ze zijn” en”Surfen op de spermabaan”. Dit alles met een tempo dat onze polonaise in de kiem smoorde en op een aanzienlijk volume. “Laten wij vooraleest een alcoholische versnapering tot ons nemen” stelde Roderick, een goede vrind van me, voor. Wij besloten ons te laven aan de plaatselijke liqueur, de Schrobbelèèr, welke wij geserveerd kregen in beduimelde glaasjes.
“De gebruiken van het plebs blijven toch stuitend, nietwaar?”vroeg een onzer aan een rondborstige dame, die daarop antwoordde met een kreet als”Wellik?!” Kort daarop voegde zich een heer bij het gezelschap die zich voorstelde als Ferry van de Z. Zijn uitlatingen zal ik hier fonetisch trachten weer te geven. “Meej oew gathaande van men wèèf aafblèève gij, verrekte natsjaak!” riep hij, waarop hij een barkruk ter hand nam en daarmede onze penningmeester, dhr. Lodewijk Vorstenbosch van zijn gebit ontdeed.
Nu zijn wij, van de S.T.B.E.T.B.V.F.G.I.H.M.B wel gewend aan een robbertje knokken, vanuit onze studententijd, echter, toen de heer van Boesschoten, een oud-collega van Ferry van de Z. zich aandiende en een zogenaamde baccho, een gereedschap uit de autobranche, hanteerde om ons gezelschap een tuchtiging toe te dienen, besloten wij eensgezind het pand te verlaten.
Vanuit de taxi zagen wij nog de politie te paard de uitspanning binnendringen en de menigte uiteenslaan.
Dit voorval heeft de stichting doen besluiten een commissie in het leven te roepen, voorgezeten door dhr. Vorstenbosch, die zal gaan beoordelen of het wenselijk is het carnaval in de huidige vorm tot voortbestaan te stimuleren. Vol verwachting ziet ondergetekende het eindrapport tegemoet.
Hoogachtend,

Arend-Jan Wittewaal van Stoetwegen.



KABOUTER EP


Kabouter Ep zat op een bankje voor zijn grote, rode paddestoel en mijmerde wat over de zin van het bestaan. Dat kon hij lang volhouden, het was ook een beetje een hobby van hem, mijmeren over de zin van het bestaan. Soms mijmerde hij ook wel eens over iets anders, maar dat duurde meestal niet zo lang. Nee, hij kwam toch altijd weer terug op zijn favoriete onderwerp, de zin van het bestaan, zoals gezegd. Eigenlijk mijmerde hij vrijwel iedere dag, hij kon als kabouter tenslotte zijn eigen tijd indelen. Of kabouter Ep nu ook iets zinnigs te vertellen had over de zin van het bestaan, is helaas niet bekend.

Na lang mijmeren besloot hij een kopje thee te gaan zetten. Ep voldeed geheel aan alle clichés die over kabouters bestaan. De rode puntmuts, de witte baard, de pofbroek, de grote  paddestoel waarin hij woonde, zelfs de witte stippen ontbraken niet. Raar eigenlijk dat er clichés over kabouters bestaan, terwijl niemand er ooit een gezien heeft. Kabouter Ep zat daar niet mee, hij deed al honderden jaren zijn kabouterdingen en had geen boodschap aan wat de mensen zeiden. Hij had ze al vaak gezien hoor en moest, zoals bijna alle kabouters, niet veel van ze hebben. Ze maakten zo’n herrie en lieten allemaal rotzooi achter in het grote bos. En wie kon het allemaal weer opruimen? Juist. De kaboutertjes.

Nou, zo zat Ep daar dus in het herfstzonnetje te nippen van zijn thee, toen hij een gerucht in de verte hoorde. Al gauw had hij het door, daar had je ze weer, mensen!  Kabouters hebben heel goede oren en Ep hoorde al van verre dat het er twee waren, een man en een vrouw. Toen het stel eenmaal dichterbij was gekomen zag hij een vrouw met een lange paarse jurk aan en een man met een pijp en een baard. De vrouw gebaarde druk en riep,’ Hier is het, ik voel het!’ De man mompelde wat.

Kabouter Ep voelde zich wat ongemakkelijk, ze stonden recht voor zijn paddestoel. Gelukkig zijn kabouters onzichtbaar voor de meeste mensen, slechts een enkeling vermag ze te zien, maar dit vereist buitengewone spirituele gaven. De vrouw was aan een vreemde rondedans begonnen en riep iets over vibraties en contact maken. Ep vreesde het ergste. De man stond wat aan zijn pijp te lurken, terwijl de vrouw intussen een boom omarmde. ‘Draaf nu niet zo door, Lidewij,’sprak hij, Je weet best dat kabouters niet bestaan.’ De vrouw die met Lidewij aangesproken werd reageerde verbolgen.’Ach Tjeerd, doe toch niet zo negatief, stel jezelf toch eens wat meer open voor spirituele zaken. Kom, laten we een ontspanningsoefening doen, dan krijgen we eerder contact met deze lichtwezens.’ Daarop begon het tweetal met de armen te zwaaien en diep in en uit te ademen. Hierna gingen ze over tot een eentonig geneurie, waarbij ze de ogen gesloten hielden.

‘Contact zoeken met kabouters, die is gek.’mompelde kabouter Ep in zichzelf.  Nauwelijks had hij dit gezegd, of daar zag hij Lidewij gevaarlijk dicht bij zijn paddestoel staan, in een trance-achtige toestand. De vrouw riep;’O, kabouters, ik voel jullie aanwezigheid, kom tot mij!’ Daarop liep ze met grote passen regelrecht op Kabouter Ep af.
Ep riep nog;’Kijk uit!’maar dat had geen enkel nut, want kabouters zijn voor de meeste mensen niet alleen onzichtbaar, maar ook onhoorbaar. Toen was het te laat. Lidewij was met haar grote sandaal bovenop Ep gaan staan. Daar was het kleine kereltje niet op berekend en hij blies ter plekke zijn laatste adem uit.
Lidewij stond even stil en het leek wel of ze iets gehoord had, maar Tjeerd riep; ’Kom Lidewij, ik denk niet dat we ze vandaag nog te zien krijgen.’ Na enig tegensputteren ging Lidewij mee en het stel verdween tussen de bomen.



 THUIS


Het kon nu niet lang meer duren of hij zou thuiskomen. Ze had extra haar best gedaan. Alles was aan kant, de was gedaan en voor zover het budget het toeliet, had ze een heerlijke maaltijd klaarstaan. Dat zou hem misschien gunstig stemmen, hoopte ze, want de laatste tijd was het alleen maar erger geworden. Zeker sinds hij ontslagen was van de fabriek. Wel had ze de laatste tijd overwogen iets te ondernemen, bij hem weg gaan, hulp zoeken, maar de moed ontbrak haar. En waar moest ze heen? Bovendien kon hij ook zo lief voor haar zijn bij tijd en wijle.
Of de buren iets in de gaten hadden wist ze niet, wel had ze al een paar keer moeten zeggen dat ze van de trap was gevallen, toen de buurvrouw haar vroeg hoe ze aan die blauwe plekken kwam. Het huis was niet erg gehorig, anders hadden ze vast wel iets gezegd over het geschreeuw ’s nachts. Of overdag. Hij kon op ieder moment in woede uitbarsten. En dan lag het er maar net aan, hoe zij ervan af zou komen. Nog vijf minuten en dan zou de hel losbarsten, want hij was een man van de klok. Ze wist dat ze er deze keer ongenadig van langs zou krijgen, dat had hij haar beloofd voordat hij naar de kroeg vertrok. Met trillende hand belde ze het alarmnummer. Ze hing een verward verhaal op over een ongeluk in huis en noemde haar adres. De persoon aan de andere kant van de lijn vroeg haar kalm te blijven en te vertellen wat er precies gebeurd was, maar op dat moment hoorde ze gestommel bij de voordeur en haar hart sloeg over van schrik. Snel verbrak ze de verbinding.

De deur zwaaide open  en daar stond haar man, stomdronken, de fles nog in de hand. Hij barstte meteen los, over hoe verrot deze maatschappij was en dat ie ze wel zou krijgen, daar op de fabriek. En dat zij er ook van zou lusten, voor alles wat ze hem aangedaan had.”Ga bier voor me halen!” Schreeuwde hij met dubbele tong. Ze repte zich naar de koelkast, waar ondanks hun schulden, het bier altijd koud stond. Ze gaf hem het flesje. “Ik moet geen lauw bier! “lalde hij en in blinde woede wierp hij de bierfles door de kamer.  Na een korte stilte trapte hij de tafel omver, die zij juist een sopje had gegeven. Glaswerk versplinterde op de vloer. Het was lang geleden dat hij zo tekeer was gegaan, soms kon ze hem nog wel tot bedaren brengen, maar ze wist dat het dit keer menens was. Ze bereidde zich voor op de klap. Hij hief zijn vuist, maar bleef op dat moment als vastgenageld staan. Hij mompelde iets onverstaanbaars, trok wit weg en stortte neer in de glasscherven. Bewegingloos lag hij daar, terwijl een klein plasje bloed zich over de vloer verspreidde. Er viel een ijzige stilte. Op dat moment werd er aangebeld. De ambulance was inmiddels gearriveerd. Ze opende de deur en ogenschijnlijk rustig zag ze toe hoe haar man op een brancard werd afgevoerd.
]
Nee, ze wilde niet meerijden. Ze bleef alleen achter en probeerde het gebeurde te verwerken. Het scheen, dat het noodlot haar gered had. Wel voelde ze zich schuldig, omdat ze geen emotie voelde. Ze hoefde hem niet meer terug te zien. Eindelijk was ze bevrijd van de tirannie. Het zou niet makkelijk worden, maar ze zou haar eigen leven kunnen gaan leiden. Geen scheldpartijen meer en geen klappen. Ze zou gaan verhuizen, een baan zoeken en na een paar jaar misschien.......Toen ging de telefoon. Ze noemde haar naam. Het ziekenhuis aan de lijn.”Het gaat over uw man”sprak een stem,”Ik heb goed nieuws voor u. Gelukkig dat u op tijd het alarmnummer had gebeld, mevrouw. Anders waren we zeker te laat geweest. Uw man is gered van een alcoholvergiftiging en zal binnen enkele dagen weer bij u zijn.” Ze hing op, pakte stoffer en blik en ging alvast de boel aan kant maken voor als hij thuis zou komen.


JACOB



Jacob schilderde. Hij zat in het zonnetje en schilderde de mooiste huizen en kastelen. Hij zou natuurlijk ook wel andere dingen kunnen schilderen, maar dit deed hij het liefste: fantasielandschappen maken. Als er eens iemand langsliep zeiden ze dikwijls: ‘Goh, in zo’n huis zou ik ook wel willen wonen’. Dan was Jacob trots en begon gauw aan het volgende bouwwerk.
Op een dag was hij bezig aan een soort paleis, toen er een man in een grijs pak langskwam. De man bekeek Jacobs verrichtingen enige tijd zwijgend en maakte enkele notities in een zwarte map. Jacob werd er een beetje zenuwachtig van. ‘Hoelang doet u dit al?’ vroeg de man. ‘Bent u professioneel bezig?’. ‘Dat weet ik niet’, antwoordde Jacob. Hij zat hier tenslotte zomaar wat te schilderen in de zon en had over deze dingen nog nooit nagedacht. ‘Maar wat vindt u van dit paleis?’ vroeg hij om het ijs wat te breken. ‘Het is niet aan mij daarover te beslissen’, zei de man. ‘U zult nog van mij horen’, bromde hij en verdween.

Korte tijd later kreeg Jacob weer bezoek. Ditmaal had de man twee collega’s meegenomen, ook mannen in grijze pakken. Zij stelden zich voor als medewerkers van De Centrale, een organisatie met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid en landschapsverbetering. Jacob hoopte dat ze gauw weg zouden gaan, want het was mooi weer en hij wilde verder, want hij had juist een villa met een vijver in gedachten, maar hij wilde niet onbeleefd zijn. Hij luisterde dus maar naar hun betoog. ‘Er is een mooie toekomst voor je weggelegd, Jacob. Wij hebben precies de betrekking die jij zoekt’. ‘Maar ik zoek eigenlijk helemaal geen....’, zei Jacob nog, maar de man luisterde niet en begon samen met zijn grauwe collega’s Jacob ervan te overtuigen dat hij op deze manier zijn talent aan het vergooien was en dat hij aan zijn toekomst moest denken. Al snel ging Jacob overstag, ook vanwege de mooie auto die hij zou krijgen, als hij zich binnen het bedrijf bewezen had.
En zo begon hij aan zijn carrière als ontwerper. Hij bracht zijn dagen door in het kantoor van de Centrale en ontwierp de mooiste gebouwen. Hij zou eigenlijk liever buiten hebben gezeten, maar hij wist dat dit voor zijn eigen bestwil was. Hij moest het er maar voor over hebben, vond hij, hij moest tenslotte aan zijn oude dag denken en dat geschilder in de vrije natuur leidde tot niets. Bovendien kon hij hier opklimmen tot een hogere functie.
Op een dag zat hij bleekjes achter zijn tekentafel, op de been gehouden door de nodige koffie, toen hij bij de directeur werd geroepen. Die wond er geen doekjes om. ‘Het is niet dat je input niet voldoende is, maar qua Defining-The-Costumers-Experience-Commitment scoor je net iets te weinig op de targetoutputscale. Derhalve zijn wij dan ook genoodzaakt over te gaan tot een stukje downsourcing, waarbij wij je niet langer kunnen maintainen binnen onze company’ sprak zijn meerdere afstandelijk. ‘We zullen je derhalve moeten embedden in een outplacementtraject met inlevering van alle opgebouwde emolumenten en secundary benefits’.
Die dag nog verliet Jacob de Centrale.

Toen hij naar buiten liep, knipperde hij met zijn ogen tegen het felle zonlicht en zag plotseling dat hij in het landschap stond dat hij zelf ontworpen had. Dat was hem nog niet eerder opgevallen, hij ging altijd in het donker naar kantoor en kwam pas ’s avonds laat naar buiten om dan uitgeput tegaan slapen. De company had niet stilgezeten. Overal om hem heen zag hij de mooiste huizen en kastelen en tuinen. Ondanks zijn afvloeing was hij wel blij dat hij weer buiten was en begon zijn schildersspullen uit te pakken. Juist toen hij wou beginnen, stopte er plotseling een auto voor hem. Er stapten twee agenten uit. ‘Wat moet dat hier?’ vroeg de ene nors. ‘Het is hier eigen terrein, als je wilt knutselen doe dat dan daar maar’, zei de andere en hij wees in de verte. De agenten begeleidden hem naar een groot hek en voor hij het wist stond hij buiten het terrein in een landschap vol grauwe flats en fabrieken. ‘Wees maar blij dat we je niet opgepakt hebben wegens landloperij’, riep de ene agent nog. En daar ging Jacob dan, met zijn schilderskoffertje, de wijde wereld in.


JANUS GAAT VISSEN


Er was eens een man. Hij heette Janus. Hij had een dag vrij van zijn werk bij de Vademestru afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan West en hij had besloten een dag uit vissen te gaan. Voor dag en dauw pakte hij zijn bromfiets uit de schuur. Hij startte de trouwe tweewieler en reed er met een rotgang vandoor. Enige tijd later kwam hij aan bij de waterkant. Hij stapte van zijn bromfiets en ging op zoek naar een goed stekkie. Zo vol was Janus van het natuurschoon op de vroege morgen, dat hij even niet goed oplette en zomaar pardoes te water raakte. Hè, jandoppie, dat hoge gras ook, je kon niet eens goed zien waar je liep. Vloekend en tierend hees hij zichzelf op de kant. Maar dit natte pak mocht de pret niet drukken, Janus was vastbesloten er een leuk dagje van te maken. Het was trouwens toch erg mooi weer. Lekker warm voor de tijd van het jaar. Dat was wel eens anders geweest. Vorig jaar bijvoorbeeld om deze tijd. Janus wist het nog goed. Hij was toen ook gaan vissen en had toen heel wat kou geleden.
 “Dit lijkt me wel een goed plekje.”mompelde hij bij zichzelf, toen hij meende een goed plekje te hebben gevonden. Hij begon omstandig zijn visspullen uit te pakken. Zijn dure werphengel, zijn kunstaas en alle andere benodigdheden voor de professionele sportvisser. Hij wierp zijn hengel uit en daar begon hij te vissen. Zo zat hij daar dan, turend naar zijn dobber totdat die een beweging zou maken en hij misschien wel de grootste vis van de eeuw binnen zou halen. Wat zou dat smullen worden vanavond, droomde hij een beetje voor zich uit en juist toen hij op het punt stond in te dommelen, kwam daar een voorbijganger voorbij. Het was een man met bakkebaarden, gehuld in een trainingspak. De voorbijganger riep:”Hee bril, wille ze ‘n bietje bèète?!” Janus vond het eigenlijk best vervelend, zo gestoord te worden tijdens het vissen en hij mompelde dan ook iets onverstaanbaars als antwoord. En de voorbijganger liep door.

Nu kon het vissen dan serieus beginnen. Hij viste en viste. Uren achtereen. Hij viste dat het een aard had. Maar hij ving niets en dat begon hem op den duur toch te irriteren. Hij had tenslotte niet voor niets een dag vrij genomen van de Vademestru afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan Noord. Hij probeerde de zinnen wat te verzetten door naar het vrolijke gekwinkeleer van de vogeltjes te luisteren, maar begon zich steeds meer te ergeren aan zijn bewegingloze dobber. Waar bleef die reuzenkarper? Of die snoek? Was zijn aas soms niet goed genoeg? Janus overwoog juist een ander plekje te gaan zoeken, toen hij opgeschrikt werd door een onheilspellend geluid. Er klonk gerommel in de verte. Het zou toch geen onweer zijn? Nee, natuurlijk niet, hield hij zichzelf voor, maar toen de eerste druppeltjes begonnen te vallen sloeg de twijfel toe. Wat eerst een fris motregentje leek, veranderde al snel in een enorme plensbui. En dat terwijl zijn kleren juist begonnen te drogen. Hij besloot eieren voor zijn geld te kiezen, pakte zijn spullen in en spoedde zich naar zijn bromfiets, die al die tijd op hem had staan te wachten. Maar o, wat een pech! Toen hij het oude beestje aantrapte gebeurde er niets. De bougie was zeker nat geworden.

Wat weinig mensen wisten, was dat Janus wel eens stiekem praatte tegen zijn bromfiets en ook ditmaal sprak hij zijn rijwiel met hulpmotor vermanend toe. Toen de machine nog niet reageerde raakte zijn geduld echter op en begon hij te vloeken en te schelden. Dat hielp. Juist toen het noodweer in volle hevigheid losbarstte, startte de bromfiets eindelijk en Janus reed ervandoor met zijn viskoffertje op zijn rug. De volgende dag mocht hij weer gaan werken....... Bij de Vademestru afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan Oost, in Tilburg.


Wist je trouwens dat dit boeiende avontuur ook als hoorspel te beluisteren en als clip te zien is? Kijk maar eens op www.mexicanos.nl bij muziek en films. Spannend jôh!

P.s. Deze website bestaat al lang niet meer.


BAREND



Barend stond bij de Hullygully tegen de railing geleund en stak nonchalant een sigaret op. Toen de machine stopte ging hij in een gondel zitten en zette zijn voet nonchalant op de rand, zodat het eruit zou zien of hij liever alleen in een attractie ging. Hij haalde zijn hand  nonchalant door zijn haar en daar zette de Hullygully zich in beweging. Zoals gebruikelijk bleven de kermismedewerkers gevaarlijk lang op de draaischijf staan, maar toen zij er afsprongen kreeg het ding zo’n vaart dat Barend moeite had zijn nonchalante houding te bewaren. Zijn sigaret waaide weg en hij hield zich krampachtig vast aan de beugel voor hem. Na ettelijke minuten door elkaar geschud te zijn, stapte hij enigszins onvast uit en stak meteen weer een sigaret op, zo nonchalant mogelijk. Dat was toch een beetje tegengevallen, maar gelukkig kon niemand zijn knikkende knieën zien, want hij stapte meteen stevig door, richting autoscooters. Daar stonden ook altijd veel lekkere wijven.
Als hij gewoon daar langs de kant zou gaan staan, zou niemand zien dat hij alleen was. En natuurlijk de nonchalante houding niet vergeten.

Hij leunde tegen een pilaar. De botsautootjes stopten en toen de luchthoorn klonk rende hij naar een wagentje. Hij kwam tegelijkertijd aan met een jongen en een meisje. Maar die waren helaas nèt iets sneller. Hij haalde zijn schouders op en sjokte langzaam terug naar de kant. Hij kon nog net op tijd op de verhoging springen, want de autootjes begonnen weer te rijden. Angstvallig keek hij rond, of niemand zijn kleine nederlaag had gezien. Hij dacht van niet, maar besloot toch ergens anders te gaan kijken.
Hij at een haring met uitjes en een suikerspin en maakte nog een rondje in de Destructor, een attractie die zo hard ging, dat hij voelde dat hij eventjes moest gaan zitten.
Barend zocht een terrasje uit en plofte neer. Het tafeltje stond vol lege glazen. De stoel waar hij op was gaan zitten, was nat van het bier. Hij negeerde dit ongemak en stak een sigaret op, het zou natuurlijk wel raar zijn als hij nu zonder iets te bestellen weer zou vertrekken.
Naast hem zat een groepje meiden die zich zo te zien speciaal voor de kermis uitgedost hadden. Ze bespraken luidruchtig allerlei meidendingen. Barend keek niet opzij, maar hij had wel het idee dat ze hem in de gaten hielden. Hij legde zijn telefoon voor zich op tafel, zodat het leek of hij een beller verwachtte. Hij bestelde een pilsje en toen hij het eindelijk kreeg, bleek er lippenstift op het glas te zitten. Weer negeerde hij deze kleine ergernis en begon, onder het genot van zijn drankje, met zijn telefoon te spelen. Het was inmiddels een redelijk oud modelletje, maar van een afstandje zag je dat niet.

Hij kon natuurlijk Joop eens bellen om te vragen of hij ook naar de kermis wou komen. Nou was Joop daar wel niet het type voor en ze hadden elkaar ook al maanden niet gesproken, maar het viel te proberen. Het nummer bestond niet meer.
Intussen was er een groep jongens aangeschoven aan het tafeltje naast hem. Zonder hem aan te kijken pakten ze de lege stoelen van zijn tafel weg en gingen bladen Breezer bestellen, die de meisjes met gejuich begroetten.
Barend nam nog een pilsje en besloot oude smsjes te gaan wissen. Dan zag het eruit of hij aan het smsen was. Hij voelde zich eigenlijk helemaal niet lekker, misschien kwam dat van de haring en de suikerspin, in combinatie met het zwieren en zwaaien. “Andere keer misschien”las hij. O ja, dat was Christien. Nou, die kon eigenlijk wel weg. En deze dan; “Wie ben jij?” Hij snapte achteraf niet dat hij die bewaard had. Al gauw had Barend al zijn smsjes gewist. Juist toen hij nog een pilsje wilde bestellen, voelde hij plotseling dat hij niet goed werd. Hij wilde nonchalant naar het toilet lopen, maar hij kon zijn braakneigingen niet meer onderdrukken. Terwijl hij opstond, kotste hij over de tafel, hij bedekte zijn mond met zijn hand, maar de klodders spoten tussen zijn vingers door en raakten ook het gezelschap naast hem. Gegil en glasgerinkel. Hij viste zijn telefoon uit het braaksel en ging er snel vandoor. Morgen was er weer een dag.


MARISKA


Het was een leuke dag geweest. Mariska had erg genoten van haar verjaardag, hoewel ze dacht dat het misschien een beetje kinderachtig was, je zo te verheugen op taart en cadeautjes. Ze was tenslotte achttien geworden vandaag. Haar ouders en haar broertje hadden die ochtend aan haar bed verjaardagsliedjes gezongen en de hele dag was er visite voor haar geweest. Ze had nieuwe kleren en een scooter gekregen en dat terwijl ze toch was blijven zitten. Het was kortom een heerlijke dag geweest en ze prees zichzelf gelukkig met zo’n fijne familie. s‘Avonds in haar bed dacht ze weer even aan haar grootmoeder, die er helaas dit jaar niet bij was geweest. Ze was namelijk dood.
Even werd Mariska weer een beetje verdrietig, maar toen viel haar blik op het cadeau dat ze ooit van grootmoeder gekregen had. Het was een mooie antieke spiegel, die inmiddels alweer een hele tijd op haar kamertje hing. En ook dacht ze weer aan het verhaal dat haar grootmoeder verteld had, toen ze deze spiegel kreeg. Het was een beetje een vreemd verhaal.
Deze spiegel zou namelijk magische krachten bezitten. Wat die krachten nu precies inhielden, daarover had grootmoeder erg geheimzinnig gedaan. ‘Wacht maar tot je achttien bent.’had ze gezegd. Dat vond Mariska erg spannend natuurlijk, maar wat wil je, ze was nog maar een kind. Ze vond het wel grappig daar nu aan terug te denken, nu ze dan werkelijk zo groot was.

Die nacht viel een manestraal door de vitrage en weerkaatste via de spiegel op Mariska’s gezicht. Ze werd wakker en haar blik viel meteen op de spiegel, die er zo in het maanlicht wel erg sprookjesachtig uitzag. Weer dacht ze aan de woorden van haar grootmoeder over de magische spiegel en hoe ze gezegd had;‘Wacht maar tot je achttien bent.’
Ze kon de verleiding niet weerstaan en klom uit haar bed om voor de spiegel plaats te nemen. Ze vond het eigenlijk best wel voor schut of zo, maar goed, niemand die haar zag.
Zo zat ze daar dan en staarde naar haar spiegelbeeld in het maanlicht. Ze mompelde iets in de geest van ’Spiegeltje, spiegeltje aan de wand.’Het was het eerste dat haar te binnen schoot.
Er gebeurde verder niets, dus ze besloot maar weer te gaan slapen. Wel wilde ze nog even een vlekje van het spiegelglas poetsen.
Toen ze het aanraakte leek het wel of haar vingertoppen in het glas verdwenen en ze verstijfde van schrik. Zou het dan toch….? Enfin, voor ze het wist zat ze met haar hele arm in de spiegel en het was nog maar een kleine stap om helemaal door het glas heen te verdwijnen.

Eenmaal aan de andere kant keek ze vol verbazing om zich heen. Ze bevond zich in een felverlichte ruimte, met geroezemoes van stemmen en zachte achtergrondmuziek. Ze hoorde een melodieuze stem die de hele ruimte leek te vullen. ‘Natasjakassabijasjeblief, Natasjakassabijasjeblief!’ Toen realiseerde ze zich dat ze in een supermarkt stond. En dat in haar pyjama, echt wel voor schut! Zo snel als ze kon probeerde ze de uitgang terug te vinden. Dat was gelukkig niet moeilijk en al snel stond ze weer in haar eigen kamer. Mariska kon het nauwelijks geloven. Ze durfde toch niet goed terug te gaan naar deze sprookjessupermarkt en besloot de volgende dag samen met haar moeder en met fatsoenlijke kleren te gaan.

De volgende dag vertelde ze alles aan haar moeder, die meteen razend enthousiast was. Diezelfde dag stapten ze dan ook allebei door de spiegel en kwamen terecht in de grootste Albert Heijn die je je maar kunt voorstellen. Werkelijk alles was er te koop en tegen ongelofelijk scherpe prijzen. Het leek wel of Mariska en haar moeder er de hele dag hadden doorgebracht, maar dat was natuurlijk niet echt, dat lijkt altijd zo als je in een magische wereld vertoeft. Wel kwamen ze terug met tassen vol aanbiedingen en nieuwe producten. En dat alles voor een fractie van de gangbare prijs. Vanaf die dag deed het hele gezin boodschappen via de magische spiegel van grootmoeder en toen Mariska op kamers ging, ging de spiegel natuurlijk mee. En zo kwam het dat Mariska altijd goed gevoed, keurig gekleed en vrolijk was en later trouwde met een hele leuke man


DE DICHTER


Na een doorwaakte nacht betrad de dichter zijn stamcafé. Hij nam plaats aan het ruwhouten tafeltje bij het raam en staarde naar buiten, waar juist een flauw zonnetje doorbrak. Hij bestelde een tripeltje en draaide een shagje. Hij zocht naar zijn leesbril, want hij wilde de notities doornemen die hij die nacht gemaakt had. Hij herinnerde zich een aantal ijzersterke strofen, die hij zou gaan gebruiken in zijn nieuwste gedicht, een gedicht dat eigenlijk de kroon op zijn werk tot dusver zou gaan vormen. Een gedicht dat hem de erkenning zou gaan opleveren, waar hij al zolang naar streefde. Het zou een diepgaand gedicht worden, kort maar krachtig en toegankelijk voor iedereen. Echter wel van een bepaald intellectueel niveau.
Maar goed, hij kon zijn leesbril zo gauw niet vinden, zeker in zijn werkjas laten zitten. Zijn notities zaten daar waarschijnlijk ook nog in. Daar zou hij straks thuis nog wel eens naar kijken.
Hij woelde wat in zijn baard en nam een krant ter hand, maar ach, zonder leesbril had dat weinig nut, dus ging hij verder met naar buiten staren. Dat kon trouwens soms wel eens leuke ideeën opleveren, naar buiten staren. Zoals die ene keer dat hij naar buiten staarde en plots een goed idee kreeg. Hij wist het nog goed. Dat was alweer enige tijd geleden. Hij had het idee toen meteen opgeschreven, maar het briefje was bij het oud papier beland. Hij hield zich namelijk regelmatig onledig met het doornemen van ongeadresseerd  reclamedrukwerk en dat geeft natuurlijk nogal wat papierrommel.
Zo schreef hij ook, als hij zijn leesbril bij zich had, regelmatig spontane gedichten op bierviltjes, hier in zijn stamkroeg. Hij liet ze echter altijd op de bar liggen en de volgende dag waren ze dan opgeruimd.

Het viel hem op dat Barend er nog zat, daar aan het einde van de bar. In dezelfde houding als gisterennacht, rond sluitingstijd, alleen iets meer ingezakt, leek het wel. Zouden ze hem weer hebben laten zitten? Dat gebeurde namelijk wel vaker, hier in café Spleen. Je kon van Barend zeggen wat je wilde, maar lastig was hij nooit. Daarom kneep het personeel soms een oogje toe en liet Barend gewoon zitten tot de kroeg weer open ging.

Het enige wat Barend deed was aan de hoek van de bar werken aan zijn nieuwe project, dat iets met beeldend objectentheater te maken had. Soms praatte hij er ook over, maar dan moest hij in een olijke stemming zijn. De andere gasten voorzagen hem dan van de nodige inspiratie, in de vorm van kelken bier, want iedereen hoopte dat Barend’s project gauw van de grond zou komen. Iedereen zou dan uitgenodigd worden bij de première, in zijn eigen theater. Maar Barend deed nog meer.
Een paar jaar geleden was de dichter nog bij de opening van Barend’s expositie geweest. Dat was in café ’t Biervat aan de Ringbaan West. Hij had daar nog voorgedragen uit eigen werk.
Hij herinnerde zich nog de beeldende kracht en intensiteit van de getoonde werken. Barend’s gouaches waren transparant in hun eenvoud, vol van contrast en straalden een verstilling uit, die bewerkstelligd werd door het gebruik van complementaire kleuren tegenover vibrerende grijstonen. Je voelde als het ware de eenzaamheid van de kunstenaar, uitgedrukt in een boeiend lijnenspel van elkaar overlappende vlakken. De verkoop was een beetje tegengevallen, maar zoals Barend zei, de markt was er nog niet klaar voor. Veel vaste klanten hadden hem beloofd ooit nog eens een werk van hem te kopen.

De dichter bestelde intussen zijn zesde tripel en zag het buiten langzaam donker worden. Hij zou natuurlijk naar huis kunnen gaan om zijn leesbril te halen,  terugkomen en dan onder het genot van een paar biertjes verder nadenken over zijn gedicht, maar stiekem had hij al besloten hier in café Spleen een bak pinda’s als avondmaal te gebruiken en eens richting bar te verhuizen. Er zouden vast nog veel bekenden komen vanavond. Bovendien zou de singer-songwriter hier optreden die laatst had afgezegd omdat hij zijn gitaar in een andere kroeg had laten liggen. De dichter hoopte dat het deze keer wel door zou gaan.



TIESKE



Vele Nederlandstalige artiesten streven naar landelijke bekendheid, doch slechts weinigen bereiken de top. Een van die mensen die het gemaakt hebben in de showbizz is Tieske van Gerven, getuige het volgende krantenartikel;

‘De bekende sfeerzanger Tieske van Gerven staat garant voor een knallende feestavond.  Met zijn uitstraling weet hij als geen ander de handjes de lucht in te krijgen. Met zijn toppertjes als:’ Eens zal voor mij de dahlia ooit weer gaan bloeien’ en’ Waar is toch die goeie ouwe tijd van vroeger toch gebleven?’, staat hij garant voor dat het dak eraf gaat. Op iedere après-ski party of alle gelegenheden is hij graag een geziene gast, die voor zijn publiek door dik en dun gaat.’Ik heb zoiets van; ik ga gewoon voor mijn publiek!’, aldus de sympathieke volkszanger die ondanks zijn succes toch zo gewoon gebleven is.’

Ik moet toegeven dat ik toch wel een beetje zenuwachtig ben als ik voor de deur sta van de beroemde volkszanger Tieske van Gerven. Als Tieske zelf opendoet voel ik me echter al snel op mijn gemak. Geheel wars van sterallures schenkt hij een gezellige Brabantse mok koffie in en presenteert er een worstenbroodje bij. Deze jongen is ondanks zijn succes echt heel gewoon gebleven.
Ik wil beginnen met het interview, maar op dat moment wordt er gebeld. ‘Momentje,’zegt Ties en begeeft zich naar de deur. Even later komt hij terug met een groepje enthousiaste fans, die hij ook allemaal koffie en worstenbrood aanbiedt. Niet meer normaal, zo gewoon als deze ster gebleven is, hij praat met zijn fans alsof het oude bekenden waren en hij kent ze ook allemaal bij naam. Ik ben onder de indruk.

Terwijl Tieske glimlachend handtekeningen uitdeelt kijk ik wat rond in de gezellige woonwagen en mijn oog valt op een poster van wat wel een metalband lijkt. Er staat een langharige getatoeerde bruut op, die een met bloed besmeurde gitaar het publiek in smijt. Het onderschrift luidt: ’Total destruction of the entire universe.’  Als ik informeer naar de afbeelding, die toch wat uit de toon valt tussen de vitrages met roze strikken en de vazen met gouden krullen, zegt Tieske ‘O, dat ben ik met mijn band; Demotivator. Ja, vroeger zat ik in de heavy-metal, maar mijn manager vond dat het tijd werd voor een carrière-switch.  Zodoende ben ik nu een heel gewone jongen geworden. Ach, daar heb je’m net, mijn manager.’ Op dat moment komt een besnorde man met een lange lederen trenchcoat het vertrek binnen. Hij stelt zich voor als Ruudje van Gerven.
’Ach, al dat gebeuk op gitaren zet op een gegeven moment geen zoden meer aan de dijk, dus ik zei tegen Ties, Weet je wat jij moet doen? Ties, zeg ik, jij moet volkszanger worden. Hij stribbelde in het begin wel wat tegen, vooral toen zijn lange haren eraf moesten, maar toen de contracten eenmaal rond waren was hij al gauw om. In de deathmetal zit tegenwoordig geen brood meer’, vervolgt de manager,’het brengt natuurlijk wel wat kosten met zich mee, zo’n omschakeling, denk maar aan gouden kettingen, fanclubdagen, een woonwagen, enzovoort. Maar gelukkig hebben Ties en ik daar een mooie regeling voor getroffen, bij ons gaat alles netjes volgens contract.’ Hij werpt Ties een vaderlijke blik toe. ‘Ik heb jou groot gemaakt jongen. We gaan het helemaal maken, jij en ik.’
Op dat moment klinkt:’Zal het ooit nog goedkomen tussen jou en mij?’ uit de broekzak van Ruudje en hij neemt met een snelle beweging de telefoon op. Terwijl hij luidruchtig een optreden telefonisch begint te bespreken, wil ik het met Tieske gaan hebben over zijn nieuwste hitsingle:’We gaan allemaal dansen en springen tot de morgen komt en stoppen niet voordat het licht wordt met onze handjes in de lucht’, maar op dat moment onderbreekt Ruudje het gesprek. ‘We moeten nu meteen naar Haghorst Ties! Het publiek is al aan het binnenstromen in de biertent.’ Even later sta ik weer buiten en zie Tieske en Ruudje wegrijden in een parelmoeren Mercedes, op weg naar nieuwe successen.


DE NOSTALGISCHE KERMIS


De kermis. Een evenement dat sinds mensenheugenis vermaak biedt aan jong en oud. Deze eerste groep weet niet beter, of de kermis is een verzamelplaats van mega-attracties, helse machines die, begeleid door oorverdovende muziek, de bezoeker door elkaar schudden en draaien of van grote hoogte naar beneden doen storten. ’Zwieren zwaaien, superrrrsnel door het luchtruim draaien!!’ zijn kreten die daarbij menigmaal uit de speakers schallen.
De oudere kermisbezoeker daarentegen herinnert zich nog de kijkattracties van weleer, zoals de bokstent, het rariteitenkabinet en de dikke dame. Niet snel of luidruchtig, maar destijds het toppunt van spanning en sensatie.
Vandaag bezoek ik een van die degelijke ouderwetse zaken, namelijk de waarzegtent van Mister Gondella. Ik vind ’Mister Gondella’s Mistery Palace’ verscholen tussen de Destructor en de Megafuck, een ietwat verschoten tentje met handbeschilderde borden met opschriften als, ‘Wat brengd de toekomst? Mister Gondella onthuld het!’ en ‘karakteranaliese voor een schapelijke preis.’
 Als ik het onooglijke tentje betreed, moeten mijn ogen eerst wennen aan het duister, maar dan zie ik aan een een tafeltje een man met een tulband die mij doorborend aankijkt. Voor hem liggen kaarten en er staat warempel een kristallen bol op een sokkeltje. ‘Welkom.’ fluistert hij nauwelijks hoorbaar en met een buitenlands accent. Er branden wierookstokjes en ondanks dat ik buiten de beats van de Flying Megafloeper nog hoor, overvalt mij toch een zeer mystiek gevoel.

Ik neem plaats tegenover de helderziende en nadat hij mij enige tijd indringend heeft aangekeken vraagt hij naar mijn geboortedatum. ’Drie juli.’antwoord ik naar waarheid.’Dan ben jij een kreeft.’ Inderdaad, dat is mijn sterrenbeeld, dat heb ik pasgeleden in een damesblad gelezen. Wel opmerkelijk zeg.
‘Ik ga nu jouw karakter omschrijven.’ Hij sluit de ogen en zegt langzaam: ‘Jij hebt een hekel aan vervelende dingen.’ En verrek, dat klopt precies. Maar voordat ik van mijn eerste verbazing ben bekomen vervolgt hij:’Jij gaat het liefst om met leuke mensen.’
Ik stond wat sceptisch tegenover deze waarzeggerij, dat geef ik ruiterlijk toe, maar nu ben ik toch onder de indruk. Deze man, die mij helemaal niet kent schetst daar even mijn karakter en het klopt als een bus. Het lijkt wel of hij dwars door mij heen kijkt. Ook een beetje beangstigend, dat wel.
De stilte wordt drukkend en de wierookdampen belemmeren mij helder te denken. Als de ziener vervolgens met zeer lage stem mij haast toezingt:’Jij houdt van lekker eten.’wordt het mij een beetje te veel. Ik wil nog wel iets van privacy behouden en ik neem enigszins gehaast afscheid, maar niet voordat ik hem de gevraagde dertig euro heb overhandigd.

Ik bezoek ook nog The Great Cornetto, de sterke man die ijzeren staven doorbijt alsof het peperkoek was. Amadeo Volenti, de man met drie benen en Aïscha, de vrouw zonder lichaam. Vooral deze laatste sensatie is erg indrukwekkend. Bij de ingang wordt je ervan verzekerd, dat hierbij geen spiegels, trucage of camera’s worden gebruikt, maar toch, eenmaal binnen slaat de twijfel toe. Dit kan haast niet echt zijn. Weer buiten echter, is iedereen volledig overtuigd en wordt er driftig nagepraat over dit ongelofelijke fenomeen.
Ik wil mij naar het rariteitenkabinet van Dr. Bullo begeven als mij opvalt dat de technobeats, die doorgaans de overhand hebben op de kermis verstomd zijn en ik slechts de draailier hoor die een vuurspuwer begeleidt. Achter de houten kermistenten zie ik paarden en ouderwetse woonwagens.
Ik zie een draaimolen die voortbewogen wordt door een pony, geëxploiteerd door een zekere ‘Dubbele Jan.’ Verdwenen zijn de Terrogator en de HullyGully. Verdwenen zijn ook de trainingspakken en roze leggings, om mij heen zie ik petten en plusfours en sommige dames dragen een parasolletje. In de verte hoor ik orgelklanken. Als ik verder loop zie ik een spiegeltent, waar mensen dansen op zeer oude feesthits die ten beste gegeven worden door een groot orgel. Bij de kop van jut staat een groepje jongens in manchester pakken elkaar de loef af te steken. Een man in een zwarte pandjesjas en een hoge hoed wil mensen laten kennismaken met de grootste sensatie aller tijden: de vrouw met de baard.
Ik besluit maar eens te vertrekken en daar waar straks mijn auto nog stond, staat nu een roestige transportfiets te wachten. Ik rijd naar huis langs een stinkende sloot, in de verte zie ik kerktorens en hoge schoorstenen. Ik vrees dat mij morgen een lange dag op de wollenstoffenfabriek staat te wachten.
  




DOLLY


Dag, beste lezers en lezeressen,

Nou ben ik dus gevraagd om een stukje te schrijven voor dit geweldige magazine, Tillywood. Een initiatief van Angela, ik weet niet of je Angela kent. Ik weet trouwens ook niet of je mij kent, ik zal me dus eerst even voorstellen. Mijn naam is Dolly, ik ben een oude vriendin van Angela, tenminste, we hebben wel eens samen wat gedronken in een bar hier in Tilburg. Ik dacht in ieder geval dat het Angela was. Het is al best lang geleden hoor. Ik woon hier inmiddels namelijk alweer een hele tijd. Maar boven de rivieren is de sfeer toch heel anders he? Wat zal ik zeggen, meer openheid onder de mensen. Maar ja, als je de Tilburgers eenmaal leert kennen maak je hier leuke vrienden. Zoals Angela bijvoorbeeld. Echt een leuke meid. We kennen elkaar al jaren. Nou en ik ben dan ook blij dat ik in dit enige blad mag schrijven. Moet je je voorstellen; Tilburg heeft het gewoon jaren zonder zo’n blad moeten doen en niemand heeft er ooit iets over gezegd. Maar ja, dat komt toch een beetje door de geslotenheid van de mensen hier, denk ik. Je praat hier niet zo snel over je gevoelens he? Boven de rivieren is dat toch heel anders.

Affijn, ik heb dus ook het openingswoordje gedaan bij de onthulling van Tillywood. Enig hoor. Een leuke avond met speciale gasten en veel mooie mannen. Nou werd er ook een prijs uitgereikt door Angela aan de meest opvallende persoon van de avond. Een hele rij mensen werd genomineerd. Maar toch, boven de rivieren zien opvallende mensen er heel anders uit. Hoe zal ik het zeggen, opvallender, als het ware. Met meer stijl.

Maar ja, Angela zag dat niet. Je kunt het haar ook niet kwalijk nemen, als Brabantse. Ik wil mezelf ook niet op de voorgrond dringen hoor, maar ik had stiekem toch gehoopt dat ik op z’n minst toch even genoemd werd. Maar niks. Dat was blijkbaar toch teveel moeite voor mevrouw. Nou Angela, je wordt bedankt. Als jij meent je oude vriendinnen zo te moeten behandelen, vraag je voortaan maar een van die mooie vriendjes van je voor je gala-premiere. En dat na alles wat ik voor je gedaan heb. Nee, op mij hoef je niet meer te rekenen. Tillywood, het mocht wat. Een waardeloos flutblad voor een achterlijke stad met alleen aandacht voor onbenulligheden.
Boven de rivieren is dat toch heel anders.

Groetjes van Dolly.