De uitvinding
De bekende uitvinder professor Hominilupus staarde uit het raam en vroeg zich af wat hij nu weer eens zou gaan uitvinden. Hij had al vele uitvindingen op zijn naam staan. Zo had hij bijvoorbeeld een keer een perpetuum mobile uitgevonden, een machine die eeuwig bleef bewegen zonder dat je er brandstof in hoefde te doen. Reuze handig, vond de prof. Hij had die uitvinding toen verkocht aan een klant die voor een groot chemieconcern werkte. Hij had er een aardig bedrag voor gekregen en hij had moeten tekenen voor geheimhouding, maar tot zijn verbazing was de wereldwijde revolutie uitgebleven en had hij nooit meer iets van zijn uitvinding vernomen. Hij was er echter de man niet naar om daar lang bij stil te staan en ging door met uitvinden, analyseren van fenomenen en publiceren van wetenschappelijke stukken. Kortom, Bertram Hominilupus was een echte geleerde, een man van de wetenschap.
Nu echter, wist hij niet zo goed waar te beginnen en tuurde uit het
raam. Uiteindelijk besloot hij dan zomaar wat chemicaliën door elkaar te gooien
en eens te kijken of daar misschien een mooie uitvinding uit voort zou komen.
Tenslotte zijn veel nuttige dingen bij toeval ontdekt. Op dezelfde wijze had
hij ooit eens een pil uitgevonden die ieder persoon in een verstandig, oprecht
en vredelievend mens veranderde. Het medicijn kon tegen zeer lage kosten
aangeboden worden en had geen bijwerkingen. Het zou het welzijn op deze planeet
ten goede komen, zo meende de prof. Helaas had niemand er belangstelling voor
en de formule was bij het oud papier terechtgekomen. Maar zoals gezegd liet de
geleerde zich daardoor niet uit het veld slaan.
Vol goede moed zette hij een erlenmeyer op het vuur en begon driftig te
experimenteren. Juist toen hij een paar druppels hexaan aan een mengel van
lineaire alkanen wilde toevoegen, werd hij gestoord door de deurbel. Enigszins
balsturig begaf hij zich naar de voordeur.
Er stonden twee heren aan de deur met een zwart mapje onder de arm.
‘Mogen wij even met u over god praten?’ Vroeg de langste van de twee. Professor
Hominilupus had daar eigenlijk helemaal geen tijd voor en hij had beter moeten
weten, maar hij liet zich toch verleiden tot een discussie over het al dan niet
bestaan van een hogere macht. Al gauw werd er dan ook met stemverheffing
gesproken en er ontstond een verhitte dialoog, waarbij de professor de beide
heren hun dwaling wilde doen inzien, echter zonder resultaat.
De amanuensis van professor Hominilupus kwam ondertussen het
laboratorium binnen. Janus, zo heette hij, had juist de schuur opgeruimd en de
ramen gelapt en wilde zijn werkgever om een verfrissing vragen. Hij trof echter
niemand aan. Wel zag hij een paar glazen met kleurige vloeistoffen staan. De
goede man had hard gewerkt en was behoorlijk dorstig. Janus was een man van
aanpakken en huldigde het levensmotto: ‘Niet denken maar doen’ en ook nu hield
hij zich daar aan. Zonder verder na te denken dus pakte hij het glaasje dat hem
het meeste aansprak en dronk het in één teug leeg. Het geschreeuw aan de
voordeur ontging hem want hij genoot van de verfrissende dronk. Daarna verliet
hij de ruimte en toog weer aan het werk.
Weken later liep een eenzame wandelaar te genieten van het natuurschoon
op de Kromme Heide, niet ver van het laboratorium van professor Hominilupus.
Het was de heer van Gerven, een milieufanaticus in hart en nieren, iedere
gelegenheid greep hij aan om in deze omgeving te speuren naar zeldzame flora en
fauna. Zo had hij gelezen dat de Grauwe Graspieper hier in de buurt foerageerde
en wilde deze kans niet onbenut laten.
Hij greep juist naar zijn verrekijker omdat hij meende een Geelgevlekte
Blauwgors te zien in de struiken toen hij opgeschrikt werd door een vreemd
geluid. Het leek een soort gebrul en in de verte zag hij iets wat op een
reusachtige draak leek. ‘Hm, vreemd,’ dacht de heer van Gerven en door
nieuwsgierigheid gedreven stapte hij onverdroten voort. Dat had hij beter niet
kunnen doen want kort daarna kon men ijselijke kreten horen galmen over de
heide en de heer van Gerven keerde die dag niet naar huis terug. Nou, zo ging
dat dus door, de ene na de andere wandelaar verdween in de weken daarna en
steeds meer verhalen over een monster deden de ronde in de omgeving. De Kromme
Heide werd door de overheid dan ook al gauw tot stiltegebied verklaard.
Niemand waagt zich er nu nog en het ruisen van de wind wordt regelmatig
verstoord door een afgrijselijk gebrul. Tot op heden tasten de autoriteiten in
het duister en het raadsel blijft onopgelost.
Overigens is Janus, de knecht van professor Hominilupus, sinds die tijd
ook verdwenen maar een causaal verband tussen deze gebeurtenissen kan niet
aangetoond worden. En zo zie je maar weer dat zelfs in deze geordende
maatschappij, waar alles toch wel zo’n beetje ontdekt en gecategoriseerd is, er
nog altijd geheimen te doorgronden zijn.
CUL DE SAC
Lieve lezeressen,
Onze rubriek ’Korte verhalen voor
dames’ van Françoise Vermère heeft een kleine aanpassing ondergaan. In overleg
met Françoise hebben wij de tot voorkort toch wat clichématige romantische
feuilletons toegespitst op de moderne dynamische vrouw die weet wat ze wil en
midden in het leven staat. Vandaar deze aflevering over een zelfbewuste jonge meid
die zich in de alternatieve muziekscene beweegt.
Het was
alweer enige jaren geleden dat ze hier met haar vriendinnen en wat collega’s
was. Het was op de vrijgezellenavond van Babette. Ze hadden elkaar sindsdien
eigenlijk niet zo vaak meer gezien. Maar ja, Babette was zwanger geworden en
had het heel wat drukker gekregen. Haar eigen relatie ondertussen, raakte
steeds meer in een dal. Daarom stond ze dan ook hier in dit alternatieve
muziekcafé. Ze had al een tijdje het gevoel dat het tussen haar en Bart niet
meer zo spannend was. Moeilijk te zeggen, maar het leek wel of ze meer broer en
zus waren geworden. Ze hield nog wel van hem, maar toch, ze miste iets. Toen ze
uiteindelijk dan de stap genomen had om het uit te maken was ze onbewust
eigenlijk steeds meer naar dit café gegaan. Ze wist het ook niet, maar iets
trok haar aan. Ze had nu toch geen verplichtingen meer. Ze vond het alleen nog
wel moeilijk om haar ex-vriend hier tegen te komen, want sinds hun breuk werd
hij hier ook wel gesignaleerd. Vreemd, want toen ze nog samenwoonden ging hij
nooit op stap en zat avond aan avond aan de computer.
Onlangs
had ze een jongen leren kennen. Lucas heette hij. Lucas Dec, als ze het
tenminste goed had verstaan, want de muziek kon hier nog al eens hard staan. Zo
hard zelfs dat ze al heel wat monologen had gevoerd, achteraf bleek dat niemand
ook maar een woord had verstaan van wat ze zei. Wel hadden alle jongens heel belangstellend
geknikt en iets teruggebruld, maar vreemd genoeg leken ze haar een dag later
niet meer te herkennen. Want ja, ze was hier vrijwel elke dag, sinds haar
nieuwe, vrije leven was begonnen. Dat was wel moeilijk, maar ook spannend.
Lucas bijvoorbeeld
speelde ook in een band. Heel anders dan haar ex Bart, die iets deed op een of
ander kantoor met I.T. of zo. Ach, ze had er eigenlijk nooit echt iets van
begrepen. Nee, dan Lucas Dec, die was bassist bij de ‘Incredible Anacreontics’
en binnenkort zouden ze hier optreden, in de kuil. Zo werd dat genoemd hier, de
kuil. Het was een soort dansvloer, die deed denken aan de leefkuil uit de jaren
70. Soms werd er ook wel eens gedanst, maar meestal stond de menigte stil met
bier in de hand fysiek contact te vermijden. Want druk was het er wel.
Nu was
het dan zover. De ‘Incredible Anacreontics’ gaven een spectaculaire show weg.
Het was maar goed dat de kroegbaas oordoppen had uitgedeeld voor aanvang, want
het concert was wel wat luid. Maar wat zag Lucas Dec er goed uit. Hij was
weliswaar bassist, maar hij had net zo goed de zanger kunnen zijn, vond ze.
Zijn paarsgeverfde sik deed zijn neuspiercing extra goed uitkomen en je kon
zijn tribal door de gaten in zijn hemd heen zien. Ze voelde zich erg tot hem
aangetrokken en besloot hem na het optreden weer eens aan te spreken, hij zou
vast nog niet meteen vertrekken. En inderdaad, nadat er flink wat heen en weer
was gesjouwd met instrumenten, stond hij met een dubbele trappist in de hand
wat te bewegen op de maat van de muziek. Lucas was kennelijk al wat
aangeschoten, want hij leek een beetje onvast op zijn benen te staan. Gelukkig
werd hij ondersteund door een meisje, waarschijnlijk een fan. Ze droeg het
gebruikelijke tenue, een zeer strakke broek met daarboven een nog strakker
hemdje. Je kon zien dat Lucas behoefte aan steun had, want hij omarmde het
meisje vol overgave.
‘Hey
Lucas, wat een mega–vet optreden.’ Dat was ze van plan te gaan zeggen ,maar
toen ze zich eindelijk door de menigte heen had gewurmd, was ze juist op tijd
om getuige te zijn van een schaamteloze tongzoen van haar idool met zijn fan.’Het
zal wel alleen vriendschappelijk zijn,’hield ze zichzelf nog voor, want dat was
in de alternatieve scene niet ongebruikelijk, maar toch zat ze al spoedig weer
op haar fiets, op weg naar haar flat in noord.
Zou zij
uiteindelijk toch haar Lucas Dec kunnen krijgen, ondanks deze kleine
teleurstelling? Lees het in de volgende aflevering van ’Korte verhalen voor
dames.’
Liefs
van Françoise Vermère.
Dit artikel kan uw leven veranderen!!!!
Liefdesverdriet?
huwelijkse sleur?
Afgewezen?
Foute man of vrouw?
Relatieproblemen?
Wanhopig op zoek?
Dit
alles behoort tot het verleden met de nieuwe revolutionaire methode van Stoplove™.
Heeft u er ook zo genoeg van om steeds weer
teleurgesteld te worden in de liefde? Zit u vast in een uitzichtloze relatie?
Realiseert u zich dat u een slaaf bent van uw gevoelens? Dit is uw kans om voorgoed te
breken met deze vicieuze cirkel van ellende.
In tegenstelling tot wat wordt beweerd, is de
liefde een gevaarlijk
fenomeen, dat reeds velen in het ongeluk heeft gestort.
Heeft men eenmaal de partner van zijn/haar
dromen ontmoet, ontstaat onmiddellijke afhankelijkheid, een ziekelijke
verslaving aan het gezelschap en de goedkeuring van de ander. Wie zou niet
terugschrikken voor het gebruik van chemische stoffen als fenylethylamine, noradrenaline, adrenaline, endorfine, dopamine en oxytocine? Allemaal zwaar verslavende
drugs. Toch treedt de overheid niet op tegen het gebruik hiervan, omdat ze
worden aangemaakt in de hersenen van een slachtoffer van verliefdheid, met alle
gevolgen van dien. Het lot van de verslaafde ligt hier dus in handen van de
gewenste partner.
Dit verschijnsel wordt als iets normaals, ja
zelfs als wenselijk beschouwd in onze maatschappij, getuige het ontelbare
aantal liederen, verzen, boeken, films etc. die deze afwijking verheerlijken. Men
heeft zelf het huwelijk in het leven geroepen, waardoor men ook nog eens
financieel afhankelijk wordt. Bekijkt men echter met een nuchtere blik de
gevolgen van wat gerust een stoornis mag worden genoemd, ziet men alom ontevredenheid,
eenzaamheid, verbittering, jaloezie, gebroken gezinnen, ongewenste kinderen en een
wildgroei aan datingsites en bemiddelingsbureaus, die dankbaar gebruik maken
van deze geaccepteerde verslaving.
Stoplove™
bekijkt de zaken van een verfrissende andere kant. Dankzij onze
wetenschappelijke methode kunt ook u verlost worden van de emotionele stoornis
die liefde heet. Ons doordachte trainingsprogramma staat garant voor een mogelijk slagingspercentage
van 96%! (Bevestigd door het Regionaal Instituut Voor Inperking Van
Anacreontische Uitlatingen te Weert.)
Na het succesvol afronden van de cursus bij Stoplove™ bent u
eindelijk bevrijd van deze allesvernietigende kracht, deze vloek die
weldenkende mensen tot wezenloze wrakken maakt. U zult met een relatief kleine
investering in staat zij uw eigen leven te leiden, alleen en zonder de
voortdurende hunkering naar iemand die uw leven zou moeten vervolmaken. Eindelijk
tevreden in uw eentje, is het motto van Stoplove™.
Denk alleen al eens aan de enorme
kostenbesparing;
Geen lidmaatschap meer van datingbureaus.
Nooit meer uren in de disco of in het cafe
rondhangen en onverrichtterzake huiswaarts keren.
Geen hoge telefoonrekening meer.
Voor u geen discussies met een onwillige
partner, geen geschipper om maar toe te geven aan uw afhankelijkheid. Nee,
vrijheid. En dat alles zonder
medicatie of dure ingrepen, dankzij het wetenschappelijk geteste concept
van Stoplove™
De gedachte aan een partner zal u reeds
binnen enkele weken bespottelijk voorkomen en u zult zich geheel ontspannen aan
uw eigen bezigheden kunnen wijden.
Een greep uit enkele reacties van
enthousiaste cursisten;
‘Ik
ben happy single en sta midden in het leven, maar toch mis ik nog een maatje,
die mij tegengas kan geven.’ Dit was mijn advertentietekst op een datingsite
tot voorkort. Na het volgen van uw cursus heb ik meteen mijn lidmaatschap
opgezegd, ik heb er helemaal geen behoefte meer aan. Dankuwel, Stoplove™! Mevr. P. te T.
Mijn
vrouw heeft me verlaten voor een ander en ik was ten einde raad. Stoplove™ heeft me er bovenop geholpen. Ik snap
niet waar ik me ooit druk over heb gemaakt. Ik kan haar missen als kiespijn.
Dhr. F. te B.
Fantastisch,
mijn verlangen naar liefde en genegenheid is helemaal verdwenen, Stoplove™ is echt fantastisch. Voor mij hoeft die
flauwekul niet meer. Ik kan mij nu helemaal op mijn carrière en hobby’s
storten. Dhr. K. te O.
Bestel nu het uitgebreide cursusboek van Stoplove™ en ontvang
als extra bonus de
dvd;’Verlost van de liefde’ met
vele praktische tips om meteen thuis te beginnen met het uitbannen van deze
kwelling.
(Stoplove™ wordt ondersteund
door Prof. Dr. Grimbach, hoogleraar pro-actieve macrochaotica in intermenselijke
relaties aan de Katholieke Universiteit Tilburg.)Waarom nog langer wachten? Grijp nu die kans! Succes bijna verzekerd.
De LP
Licht bezweet van het fietsen stak hij de sleutel in het slot. Hij
kwam binnen in een eenzaam huis, maar verheugde zich op het genot dat zijn
nieuwe aanwinst hem zou gaan schenken. Hij zette de kachel op 21 graden en stak
de stekker van de lavalamp in het stopcontact. Het ging wel even duren voor je
de lava zou kunnen zien bewegen, maar in die tijd kon hij mooi een glas whisky
inschenken en wat kaarsjes aansteken.
Het kostte wat extra, maar hij had toch maar een plastic
beschermhoesje gekocht, dan zou de elpee-hoes er in ieder geval gaaf uit
blijven zien. Hij haalde het album tevoorschijn. Het draagtasje ging in de doos
waar hij alle andere plastic tasjes bewaarde. Lastig dat hij nu telkens het
beschermhoesje eraf moest halen om het album open te kunnen vouwen. Het album
terug in de hoes doen was nog lastiger, maar goed. Hij had ook een nieuw
cassettebandje gekocht, ferrochrome voor de helderste weergave, om de plaat
meteen te kunnen opnemen zodat hij een geheel krasvrije versie zou hebben. Hij
zette de cassettespeler in de opnamestand. Hij legde de elpee voorzichtig op de
draaitafel en liet de naald langzaam op het vinyl zakken. Dit diende eigenlijk
vanzelf te gebeuren dankzij de hydraulische lift, maar die werkte al enige tijd
niet meer, als je het hendeltje te snel omlaag deed had je dus kans op een
keiharde knal in je speakers of erger nog, een kras op je gloednieuwe plaat.
Maar de naald daalde rustig neer en voordat de muziek begon hoorde je ditmaal
geen gekraak, slechts het aangename, ja hoe moet je het omschrijven, gezoem van
een nieuwe elpee.
Het werd inmiddels een beetje warm in huis en ook de lavalamp
begon zijn kunsten te vertonen. Hij genoot van de psychedelische klanken die
uit zijn hifiset opstegen en begon ontspannen een jointje te rollen. Hij las de
teksten aan de binnenzijde van het album mee en wist dat hij ze als vanzelf uit
het hoofd zou gaan kennen. Tot zijn verassing ontdekte hij plots de
meegeleverde poster, die onopvallend in de hoes was gevouwen. Dit maakte de
aanschaf helemaal compleet. Toen de plaat omgedraaid moest worden was het
inmiddels behaaglijk warm en kaarslicht viel op zijn stereotoren waarvan de
venstertjes een zacht blauw licht verspreidden. Hasjiesgeur vulde de ruimte en
hij ging helemaal op in de beleving van deze geweldige elpee. Halverwege het
voorlaatste nummer echter meende hij een onregelmatigheid in het ritme te
merken. Vergiste hij zich nu? Nee, dit was niet de bedoeling van de band
geweest, de plaat bleef hangen! Onrust beving hem en hij tilde zonder de lift te
gebruiken de arm op en zette hem een stukje terug. Het kraakte even. Daar kwam
die passage weer en ja hoor, geen twijfel mogelijk, de plaat bleef hangen.
Vanaf dat moment was het gedaan met de vreugde. Vijfentwintig gulden had hij
betaald voor dit album en nog eens één vijftig voor het beschermhoesje. Twintig
kilometer had hij in totaal gefietst naar de platenwinkel en terug. Een half
uur had hij daar in dat hokje met een koptelefoon geluisterd en hij wist zeker
dat dit de elpee was die hij moest hebben en nu? De plaat bleef hangen. Alles
was voor niets geweest. Het enige wat erop zat was morgen terugfietsen, nu
waren ze al dicht.
De volgende dag na zijn werk slaagde hij er nog net in om voor
sluitingstijd de platenzaak te bereiken. Gelukkig werd zijn elpee zonder
problemen omgeruild en eenmaal thuis legde hij de plaat onverwijld op de
draaitafel. Gespannen zocht hij de gewraakte passage op en liet na enkele
ogenblikken teleurgesteld de schouders hangen. De zaak was duidelijk. Op
precies dezelfde plek bleef de plaat weer hangen. Hij wist zeker dat het een
ander exemplaar was, hij was er zelf bij
geweest toen de winkelbediende een andere uit het schap pakte. De zaterdag
daarop toog hij naar de stad met 300 gulden op zak, het werd tijd voor een
nieuwe platenspeler.
De
straatartiest
Er was eens, lang geleden, een arme straatartiest. Hij
reisde met de kermis mee en zong liederen en vertelde verhalen. Op een dag
stond hij te zingen op het marktplein en zag een heel mooie vrouw staan. Ze
droeg zulke mooie kleren, zij moest wel een prinses zijn. Hij deed nog meer
zijn best, omdat zij glimlachend naar hem stond te luisteren. Toen het optreden
afgelopen was, was hij van plan haar aan te spreken, maar ze was al verdwenen.
De
volgende dag trad hij weer op. Hij vertelde de mooiste verhalen en zong de
mooiste liederen. Weer zag hij haar staan. En weer moest hij toezien hoe ze
vertrok voordat hij haar aan had kunnen spreken.
Toen
kwam er een man naar hem toe en zei: ‘Ik heb je wel zien kijken naar die mooie
vrouw. Zij is de rijkste vrouw van de stad en ik weet hoe je haar hart kunt
winnen’. ‘O ja’, vroeg de artiest nieuwsgierig, ‘hoe dan?’ ‘ ‘Eerst zul je rijk
moeten worden en ik kan daar voor zorgen. Ik zal het mooiste lied ter wereld
voor je schrijven, je zult er rijk en beroemd mee worden. Daarna kun je de
vrouw van je dromen veroveren. Je hoeft alleen je handtekening onder dit
contract te zetten’.
De
muzikant was zo opgetogen, dat hij zonder te lezen zijn handtekening zette. Erg
dom, maar ja, liefde maakt blind.
Na een week was het mooiste lied ter wereld af. De artiest
zong het tijdens zijn optredens en ja hoor, de meest verharde zielen kregen
tranen in de ogen van ontroering en de allertreurigsten begonnen te dansen van
blijdschap. Oude ruzies werden bijgelegd, nieuwe liefdes bloeiden op, overal
waar hij zijn lied zong. Op regenachtige dagen brak de zon door en de vogels
zongen mee. De muzikant werd beroemd in alle steden en mensen kwamen van heinde
en verre om het lied te horen. Hij werd rijker en rijker.
De
muzikant gaf zijn paard en woonwagen af aan een arm zigeunermeisje en kocht een
groot kasteel.
Zoals
de man beloofd had, viel hij erg in de smaak bij de rijkste vrouw van de stad.
Het duurde niet lang, of ze gingen
trouwen.
De
jaren verstreken en de muzikant bracht de tijd door met zingen en feesten in
zijn kasteel met zijn mooie vrouw. Hij was alom bekend en gerespecteerd. Op een
avond werd er hard op de deur gebonsd. De artiest opende de deur. Daar stond
een boze tovenaar met een papier in de hand. ‘Weet je nog, het contract dat je
getekend hebt?’ zei deze, ‘de termijn is verstreken. Als je minder verdiend
hebt dan een miljoen vervalt alles aan mij, dus ga je geld maar tellen’. De
artiest had nooit meer aan het contract gedacht en nu zag hij zich genoodzaakt
zijn geld te gaan tellen.
‘Ik
geef je drie dagen!’ riep de tovenaar en verdween in de nacht. De artiest begon
te tellen. Hij telde alle goudstukken die hij bezat totdat hij omviel van
vermoeidheid. Negenhonderdnegenennegentigduizendnegenhonderdnegenennegentig,
één te weinig! De volgende dag toog hij aan het werk om een goudstuk te
verdienen. Helaas, het lukte niet, want hij was in de macht van een boze
tovenaar. Toen hij onverrichterzake huiswaarts keerde, was het slot vervangen.
Zijn vrouw zat voor de haard, innig omarmd met contractant 1.
Verslagen
zwierf hij door de stad. Daar zag hij zijn oude woonwagen. In de deuropening
zat een zigeunerin.
Het
arme meisje, aan wie hij zijn paard en wagen geschonken had, was inmiddels
uitgegroeid tot een prachtige vrouw. Op haar verzoek zong hij voor haar een
lied, dat hij ooit geschreven had. ‘Dit is het mooiste lied ter wereld‘, zei de
vrouw. ‘Nee, dat is voorgoed voorbij’, antwoordde de muzikant. ‘Maar ik vind
het het mooiste lied ter wereld’, zei ze. Zij keken elkaar in de ogen en wisten
dat ze voor elkaar bestemd waren. De artiest besloot zijn leven te delen met
deze mooie zigeunerin.
Toen
de boze tovenaar hoorde over het nieuwe geluk, werd hij witheet van woede. Hij
verdween met een enorme steekvlam in de grond, zoals bij tovenaars
gebruikelijk. Niemand heeft ooit meer iets van hem vernomen.
De
artiest hertrouwde en leefde nog lang en gelukkig.
DEMOTIVATOR
Geslaagde
zakenlieden, populaire artiesten, spirituele leiders, topsporters, beroemde
uitvinders, zij zijn allen succesvol en hebben dit succes dikwijls door hard
werken verkregen. Nu wil iedereen wel op de een of andere manier succesvol zijn
en daarom zijn er veel mensen die dit succes, in welke vorm dan ook, nastreven.
Ook zij doen dit dikwijls door hard te werken. Zij vertonen echter een
belangrijk verschil met de hierboven genoemde groep, zij falen jammerlijk en niemand
zal ooit kennis nemen van hun composities, toneelstukken, schilderijen, boeken,
uitvindingen, enzovoort. Hoe komt dit? Wat maakt de een tot een geslaagd
ondernemer of kunstenaar en de ander tot grijze muis? Is het talent? Is het
vriendjespolitiek? Geluk?
Om enig inzicht
in deze materie te verkrijgen een stukje historie. We gaan terug naar het jaar
1963. In zijn flat in Haarlem zuid zit de veelbelovende jonge schrijver Fred
Mardeur te werken aan zijn debuutroman. Zijn vrouw loopt op kousenvoeten door
het huis om hem niet te storen en de kinderen zijn al 3 weken uit logeren, want
iedereen is ervan overtuigd dat deze roman alle andere overbodig zal maken.
Fred legt de laatste hand aan de ontknoping. Het boek nadert zijn voltooiing,
als hij plotseling een stem hoort. Het is een vreemde, zware stem, die uit het
niets schijnt te komen. De stem zegt met een zuidelijke tongval: ’Waor zèède
gij meej bezig?’ Fred wil antwoorden, maar de stem vervolgt: ’Dè heej tòch
himmel gin nut, wè gij òn et doen zèèt. Daor zit tòch gin man òp te wòchte.’
Fred ziet in dat zijn geschrijf tot niets leidt en werpt zijn 600 pagina’s
tellend handgeschreven manuscript uit het raam. De papieren verspreiden zich
door de stad en niemand neemt de moeite ze bij elkaar te zoeken.
Een soortgelijk
verschijnsel deed zich voor bij de Tilburgse bergbeklimmer Mees Moutnie die in
1922 een poging deed de Mount Everest te bedwingen. Nog slechts enkele meters verwijderd
van de top, de Tilburgse vlag reeds in de hand, weerklinkt plotseling een stem:’Dè
hòlde gij tòch nie. Ge kunt net zo goed nor hèùs gaon. Dè kunde gij nie.’ En
woorden van gelijke strekking. Mees werpt de vlag in de afgrond en maakt
rechtsomkeert.
Hetzelfde
overkwam de destijds befaamde concertpianist Gustav Tadderak. Tijdens een
recital vertolkte hij het adagio uit de dodecafonie in cis grote terts van de
te jong overleden componist Sjoerd D’andôr. Zijn pianospel werd plots overstemd
door de volgende woorden; ‘Eej! Vèèndegij dè naa schôon? Wènne ketelmuziek. Vur
mèn hoevet nie. Wènnen bout.’ De volgende dag solliciteerde Tadderak als
magazijnmedewerker bij de Vademestru Afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V
aan de Ringbaan Noord, alwaar hij zijn verdere actieve leven sleet.
Dit mysterieuze
verschijnsel is in de late jaren zeventig wetenschappelijk onderzocht door
Prof. Dr. Grimbach, hoogleraar onbegrijpelijke fenomenen aan de Katholieke
Universiteit Tilburg. Het project werd gefinancierd door de overheid en de
kranten schreven dagenlang over dit spraakmakende onderzoek. Om onbekende
redenen heeft echter niemand meer iets van Prof. Dr. Grimbach en het onderzoek gehoord.
Het vermoeden bestaat dat de professor halverwege gedemotiveerd is geraakt.
De hier
beschreven situaties maken duidelijk dat het falen of slagen van een
onderneming afhankelijk is van het al dan niet verschijnen van wat men
tegenwoordig ’The Demotivator’ noemt. Deze manifesteert zich dikwijls in de
vorm van de eerder beschreven geheimzinnige stem en maakt demotiverende
opmerkingen tegen het slachtoffer, op deze wijze zorg dragend voor een steeds
groeiende stapel nooit uitgegeven boeken, niet gewonnen prijzen, nooit
opgenomen Cd’s en films, mislukte uitvindingen en afgelaste optredens.
’The Demotivator’
is ook onderwerp van een binnenkort te verschijnen film van de hand van de
beroemde regisseuse Betty Akkemay. Met in de hoofdrollen klinkende namen als
Fernando Ducati, Hank Cromme en Johnny Roggbiv. Naar verluidt is de sponsoring
ook bijna rond. De bottelaar van het bekende merk ‘Energy Sucker’ wil haar naam
graag aan deze productie verbinden. Het belooft een alleszins
aanbevelenswaardige rolprent te worden. ‘Demotivator III’ straks in de
bioscoop, mis ‘m niet!
VERLEIDING
Voor die lezers die in onderstaand verhaal een
spanningsopbouw of ontknoping missen, het betreft hier een fragment uit de nog
te schrijven psychologische roman ’Vergezichten in het duister’ door Frits H.
Ganzewinkel. Wat vooraf ging en hoe het de hoofdpersoon verder vergaat wordt
derhalve aan de verbeelding van de lezer overgelaten.
‘Een
pilsje zou er wel ingaan’, dacht Tinus, terwijl hij voor de zoveelste maal zijn
kwast terzijde legde. Het wilde maar niet lukken om de juiste sfeer op het doek
vast te leggen. Hij was weliswaar definitief gestopt met drinken, maar een
klein pilsje zou hem toch wel wat inspiratie geven. En dat kon hij goed
gebruiken, want hij had een heuse opdracht. De uitbater van café ’De Bolle
Wartel’ had een schilderij van hem geaccepteerd als betaling van de rekening
die nu alweer maanden openstond. Het moest een kunstwerk worden dat een stukje
verstilling uitstraalde. Een brokje eenzaamheid ook. ’De Bolle Wartel’ was een
soort stamkroeg van hem geworden, waar hij, zeker toen hij nog dronk, de nodige
inspiratie had opgedaan. En dat kost wat.
Tinus
dwong zichzelf weer aan het werk te gaan, maar de gedachte aan een koel biertje
bleef zich maar opdringen.’Ik kan natuurlijk even de sfeer gaan proeven in het
café.’ mompelde hij in zichzelf en liep de straat op.
Na enige
tijd liep hij langs café ’De Bolle Wartel’ en vertraagde zijn pas. Hij
twijfelde even of hij wel naar binnen zou gaan. Hij voelde zich namelijk niet
helemaal op zijn gemak. Het leek hem erg druk binnen.
Hij
besloot toch maar de stap te wagen en betrad het gezellige kroegje, waar juist
een bekende sfeerzanger aan zijn optreden begonnen was.’Waar blijvon die
handjaaaas?!’ klonk het door de benauwde ruimte. Tinus kreeg even de
aanvechting om rechtsomkeert te maken, maar zijn dorst kreeg de overhand en hij
wurmde zich door de mensenmassa richting bar. Hij probeerde de aandacht van de
barmeid te trekken met handgebaren. Hij werd niet opgemerkt. Juist toen hij
besloot dan maar om aandacht te schreeuwen, zette de volkszanger een nieuw lied
in, voorafgegaan door een oorverdovend;’Ik wil jullie zien springaaaa!’ De
behoefte om te springen werd hierdoor bij het publiek, noch bij onze kunstenaar
aangewakkerd. Er heerste een algehele desinteresse in de zanger, die toch alles
in het werk stelde om de handjes op elkaar te krijgen. Het volume werd nog wat
opgeschroefd en hij brulde met overspannen stem;’Hebben we der allemaal zin
iiiiiin?’ Uit de zaal kwam vooralsnog geen reactie.
Tinus
had ondertussen eindelijk een biertje bemachtigd en probeerde een rustig plekje
te vinden. Dit viel nog niet mee. Hij wilde eigenlijk een goed gesprek voeren
met een geestverwant. Een boeiende dialoog over kunst en dergelijke, dat was
waar hij behoefte aan had. Maar nu stond hij noodgedwongen te luisteren naar
Nederlandstalige toppertjes in een zwetende menigte.
Opeens
zag hij in een hoek een gestalte met een bierbuik en een wilde baard. De man
rookte zowaar een pijp en dronk daarbij een zwaar Belgisch bier. Tinus herkende
in hem onmiddellijk een kunstminnaar. Het leek te mooi om waar te zijn. Hij had
hem vrij spoedig bereikt en probeerde niet al te gretig een discussie over
kunst en cultuur op gang te brengen. De man had hier overduidelijk wel oren
naar, voor zover de sfeerzanger het toeliet en al gauw waren de twee heren
verwikkeld in een uitgebreide conversatie. Vrijwel de gehele landelijke
kunsthistorie kwam aan bod en natuurlijk ook de Tilburgse kunstscene werd
uitgebreid besproken. Het kostte wat moeite om de man te verstaan, maar het was
wel duidelijk dat hij wist waarover hij sprak, gezien de wijze waarop hij aan
zijn pijp lurkte en de manier waarop hij de ene trappist na de andere achteroversloeg.
Ja, Tinus was erg onder de indruk. Het werd later en later. De sfeerzanger begon
zowaar goed te klinken, maar dat zou wel eens aan de hoeveelheid drank hebben
kunnen liggen, die Tinus inmiddels had genuttigd. En hij was nog wel gestopt
met drinken. ‘Nu ja,’dacht hij.’dat stoppen kan morgen ook nog wel.’en hij goot
nog een tripeltje achterover. Die nacht verliet Tinus als laatste de kroeg. Het
afgelopen uur had hij de barjuffrouw uitgebreid onderhouden over alle aspecten
van het kunstenaarschap. Het meisje leek opgelucht toen zij eindelijk de deur
op slot kon doen.
De
volgende dag werd Tinus wakker met een lichte hoofdpijn en het grote, witte,
lege doek staarde hem aan. Het leek hem haast onmogelijk om aan zijn schilderij
te beginnen. Maar van een pilsje zou hij wel weer opknappen.
DE SHOPPINGMALL
Voetstappen galmden door de
Heuvelstraat. Bradley voelde zich wel een beetje schuldig, hij wist heel goed
dat hij hier niet mocht komen van zijn ouders maar dat maakte het niet minder
spannend. Hij liep tussen zijn vrienden in, wat hem een veilig gevoel gaf. Hij
vond ook wel dat zijn vader het er een beetje zelf naar gemaakt had, met zijn
verhalen over vroeger, toen dit nog een bruisend centrum was.
De wind gierde langs de
vervallen gevels en hier en daar kraakte het. Bij sommige panden waren de
planken van de ramen getrokken en keek je in een diep zwart gat waar eens
misschien wel een kleurige modezaak had gezeten en waar muziek uit de open
deuren had geklonken.
Een beetje schuw bewoog het
groepje jongens zich voort, je moest tenslotte wel oppassen. De meeste mensen
waagden zich niet in het centrum, waar zich nogal wat ongure types ophielden.
Een paar jaar geleden ging het nog wel, toen had de gemeente veel voormalige
winkelpanden verhuurd aan kunstenaars, maar door de toegenomen criminaliteit
waren zelfs die vertrokken.
Ze kwamen aan bij een groot
plein, waarvan het grootste gedeelte braak lag. Er werd hier echter al jaren
niet meer gewerkt. Dit plein, de Heuvel, wist Bradley, zou nooit meer de glorie
krijgen die men destijds in gedachten had. Op een flard van een spandoek kon je
nog zien hoe het had moeten worden, fris en groen met veel lindebomen. Zijn
vader had hier dus nog rondgelopen, met een groep vrienden, achter de meiden
aan en naar de koffieshop en naar de bioscoop. Wat een waanzinnige tijd moet
dat zijn geweest, dacht Bradley. Maar ja, dat was allemaal voor de komst van de
Shopping-mall, waar je tegenwoordig alles kon kopen wat je wilde, als je rijk
genoeg was tenminste. Vanuit hun flat kon Bradley iedere dag de lange rij vierwiel
aangedreven SUV’s zien, op weg naar de mall om hun auto’s vol te laden met
dingen die ze bij Bradley thuis nooit konden kopen.
Vroeger was dat wel anders,
vertelde zijn vader altijd, dan ging je met het gezin naar de stad om te
winkelen en kon je hamburgers eten bij de mcDonalds. Ongelofelijk.
Leroy, die toch een beetje de
aanvoerder was van het vriendengroepje, stopte bij een enorm grijs gebouw.
Vroeger een megabioscoop geweest, maar nu een dreigende steenklomp tussen de
andere vervallen gebouwen. ‘Hier is het,’ fluisterde Leroy, die opeens een
beetje minder stoer overkwam dan normaal. Ze slopen naar binnen en Leroy klopte
op een vermolmde deur. Het afgesproken teken, het ritme van;’Daar wordt aan de
deur geklopt,’een liedje uit de tijd dat gewone mensen nog Sinterklaas vierden.
Dat was nu alleen nog maar voorbehouden aan de rijken. Het heette ook geen
sinterklaas meer, maar ‘Santa Claus,’een samenvoeging van kerstmis en
sinterklaas,een drie maanden durend feest waarbij men zoveel mogelijk probeerde
te eten en te drinken. Er werden zelfs eetwedstrijden georganiseerd bij de
mall, had Bradley gehoord.
Na enige tijd ging de deur
open en werden de vrienden binnengelaten door een tandeloze man, gekleed in
trainingspak en baseballpet. Meteen trok Leroy drie briefjes van vijftig uit
zijn broekzak en verruilde deze zwijgend voor een rood met wit gekleurd doosje.
Bradley vroeg zich nog af waar hij dat geld vandaan haalde, maar zei wijselijk
niets. Snel verlieten ze het pand en eenmaal buiten openden ze het doosje en
namen ieder een sigaret. Schichtig om zich heen kijkend inhaleerden ze de rook
van het verboden genotsmiddel. Het was natuurlijk wel oppassen, want als ze
gepakt werden….Bradley durfde er niet aan te denken. Zeker nu sinds kort de
sharia was ingevoerd voor minvermogenden. Nu gingen ze allemaal wel iedere dag
braaf naar de moskee, maar toch….
Nog lang daarna dacht Bradley
aan zijn avontuur in het centrum van Tilburg en hij droomde over hoe het ooit
moest zijn geweest, met café’s en terrasjes, bioscopen en snackbars voor
iedereen. Vanuit zijn slaapkamerraam keek hij met knorrende maag naar de file,
op weg naar de mall.
TILBURG 200 JAAR
‘Tilburg 200 jaar.’ Ja mensen, de tijd vliegt. Alweer
twee eeuwtjes de schonste stad van et laand, zoals men vroeger zei. Deze status
hebben wij niet zomaar gekregen, nee daar is heel wat aan vooraf gegaan. Wij
blikken vandaag terug naar het Tilburg van weleer, toen de stad nog naamloos
was en slechts werd bevolkt door op gorilla’s gelijkende inboorlingen, die
elkaar met speren en knuppels te lijf gingen. Het Tilburg uit de vroege
ijzertijd.
‘Tilburg moderne industriestad’
en ‘T je bent er.’ Enkele marketingtechnisch verantwoorde uitlatingen, waarmee
men tracht deze stad op de kaart te zetten, zoals dat heet. Onzin natuurlijk
want Tilburg staat allang op de kaart. Bekijk een willekeurige kaart van
Nederland en het wil al heel gek gaan als Tilburg er niet op staat. Ik heb zo’n
kaart nog nooit gezien tenminste. Ik zie dan ook de toegevoegde waarde van
dergelijke slogans niet in. Ze zijn verzonnen
door Systemaccountantfaxengineerfaxilitydirectionmanagers in een of ander
glazen kantoorgebouw langs de snelweg in opdracht van de gemeente met als doel
de stad een imago te geven. Want dat is wat er aan schortte, een echt imago,
zoals andere steden dat ook hebben.
In het begin van de ontstaansgeschiedenis
van Tilburg had men wel wat anders te doen dan nadenken over het imago van de
stad. Onze voorvaderen uit de prehistorie, thans bekend als de ‘Golliepaopen’,
leefden in stamverband en voorzagen in hun levensonderhoud door het beroven van
rivaliserende stammen, zoals de ‘Tietaaier’, de tegenwoordige bewoners van
Goirle.
In het archief van Prof. Dr. G.
Grimmbach, hoogleraar antropologie aan de Katholieke Universiteit Tilburg vinden
we een met houtskool op boombast getekende landkaart waar Tilburg wel opstaat,
maar slechts als een naamloze nederzetting, bestaande uit 2 plaggenhutten en
een lindeboom. Deze kaart stamt volgens de professor uit de oertijd, om precies
te zijn, uit het neo-plasticum.
Wat weten we eigenlijk van de
stad Tilburg in de oertijd?
Zoals inmiddels door iedereen
wordt aangenomen, een enkele idioot daargelaten, stammen wij mensen van de apen
af. Aan veel Tilburgers is dit nog goed te zien. Te horen ook trouwens. Het
Tilburgse dialect is ontstaan als gevolg van de geïsoleerde positie die Tilburg
duizenden jaren heeft gehad binnen de Nederlanden. De oorspronkelijke bewoners
bedienden zich van rauwe kreten als communicatiemiddel. Terwijl men in de rest
van ons land al rechtop kon lopen en hele zinnen kon vormen, bleef men in
Tilburg door het gebrek aan goede verbindingswegen, geluiden produceren die nog
erg dicht bij het vocabulaire van onze voorouders, de apen lagen. Wie het
hardste schreeuwt heeft in de regel gelijk, zo was de mores toen. En anders
bood een ruwhouten knuppel nog altijd uitkomst. Tot op heden is hier eigenlijk
nauwelijks iets aan veranderd en de gemeente spant zich dan ook in zich aan dit
stukje historie te ontworstelen.
Men verzon pakkende slogans,
men greep de slopershamer en de hakbijl en verwijderde onder zeer veel meer de
lindeboom, een stukje natuur in de stad, dat herinnerde aan het onbeschaafde
verleden.
Bij primitieve stammen vormt
een boom dikwijls het hart van de gemeenschap. Het volk hecht doorgaans zeer
veel waarde aan zo’n boom, die niet zelden de status van heiligheid bereikt, zo
ook in de nederzetting Tilburg. Deze boom nu, een linde die reeds sinds
mensenheugenis het centrum van deze stad vormde, werd door de gemeente enkele
jaren geleden omgehakt in de hoop daarmee het Tilburgse volk te civiliseren.
Vandaag de dag wordt in Tilburg nog steeds alles verwijderd wat zou kunnen
leiden tot nostalgische gevoelens en vervangen door moderne beton- en
staalconstructies die naar men zegt passen in het uniforme straatbeeld. Om
eventuele protestacties van intellectuelen en andere randfiguren voor te zijn
vinden dergelijke cultuurvernietigingen ’s nachts en onaangekondigd plaats.
Ja, er is heel wat veranderd
sinds de laatste holenmensen onze mooie provincie bevolkten. Maar de ware
volksaard verloochent zich niet. Op bijgevoegde illustratie ziet men een
reconstructie van hoe de oer-Tilburger er moet hebben uitgezien. En wie goed
kijkt herkent hierin reeds de moderne stadgenoot die heden ten dage het
straatbeeld bepaalt.
PROF. GRIMBACH
Hoe vaak gebeurt het, dat een gratis uitgaansmagazine
aandacht besteedt aan religie en wetenschap? Nooit. Om hier verandering in te
brengen stuurden wij onze verslaggever F. van der Meer erop uit om Prof. Dr.
Grimbach, hoogleraar occulte computerwetenschappen aan de universiteit van
Lüdbergen
( D.) te interviewen over zijn laatste uitvinding, die
naar zijn zeggen de wereld zal veranderen.
Als ik de werkkamer van
professor Grimbach betreed, doet niets vermoeden dat in deze ruimte misschien
wel de grootste uitvinding van de eeuw gedaan is. Het is een sober ingericht
kantoor met een bureau met een computer en overal verspreid boeken en papieren.
Ook professor Grimbach lijkt in niets op de verstrooide uitvinder uit films,
die volkomen wereldvreemd tussen zijn retorten dwaalt. Nee, de heer Grimbach is
een eigentijdse vijftiger met een licht Duits accent en een milde glimlach. Ik
kan haast niet wachten alles over zijn revolutionaire uitvinding te horen.
Hij biedt mij een kop koffie
aan en begint zijn betoog. “U vraagt zich wellicht af waarom ik mij juist door
u laat interviewen voor de Tillywood? Welnu, dit komt eenvoudig doordat alle
andere journalisten mij vierkant uitlachten, toen ik over mijn uitvinding
vertelde. Ik heb namelijk een methode ontdekt die het voor iedereen mogelijk
maakt te communiceren met gene zijde”.
”Interessant.”breng ik
verbouwereerd uit.”Ik bespeur daar enige scepsis”meent de professor,”en daarom
zal ik u nu de werking van mijn uitvinding gaan tonen.”
Hij loopt naar zijn computer
en vervolgt;”Reeds sinds mensenheugenis vraagt men zich af of er leven na de
dood is. Alle religies, paragnosten, mediums en onderzoekers ten spijt, heeft
men tot op heden geen bevredigend antwoord op die vraag gevonden. De software
die ik u aanstonds zal demonstreren zal
het voor iedereen mogelijk maken contact te leggen met het hiernamaals, hetzij
via speakers en microfoon of e-mail. Contact via de webcam is nog in
ontwikkeling.” “Maar...” wil ik in het midden brengen.
“Zoals u misschien weet heeft
alle materie een eigen frequentie. Het merendeel van deze frequenties zijn zeer
hoog en niet waarneembaar voor de mens. Ook was er tot voor kort geen techniek
om deze hoge frequenties waarneembaar te maken. Met deze vinding betreden wij
het rijk van de geesten, de gidsen, de engelen, om kort te gaan, wezens die ons
omringen maar waar slechts enkelen mee kunnen communiceren. Deze mensen noemen
wij mediums, maar de betrouwbaarheid van hun waarnemingen is veelal
twijfelachtig en zelden gespeend van persoonlijk belang. Deze uitvinding zet
hoogfrequente signalen om in duidelijke taal en zal de intermenselijke
verhoudingen voorgoed veranderen.
Denkt u zich eens in:
onderdrukking door religies zal tot het verleden behoren, omdat de angst voor
de dood is verdwenen. Mensen zullen met behulp van mijn vinding alle
hoogfrequente signalen kunnen opvangen, dus ook elkaars gedachten, als gevolg
waarvan crimineel gedrag niet meer zal voorkomen.”
Ik ben met stomheid geslagen.
Ik begrijp dat dit een groots moment is.
De heer Grimbach is intussen
druk doende met zijn computer en heeft enige tijd geen aandacht voor me. Dan
zie ik hem nerveus zoeken tussen zijn aantekeningen.”Ik ben de MFTS-code
kwijt.”hoor ik hem mompelen en hij doorzoekt alle laden van zijn bureau.”Kan ik
misschien iets doen?”vraag ik om de gespannen sfeer enigszins te doorbreken.”De
MFTS-code( Multiple Frequency Translation System) is noodzakelijk voor het
opstarten van de software en bestaat uit 56 karakters. Zonder deze code kan de
Meta-Magnetic Resonance Detector niet gekoppeld worden aan de interne
database!”roept hij uit.
Vervolgens slaat de paniek
toe. De prof trekt zwetend de laden uit zijn bureau en gooit ze leeg op de
grond. Als een bezetene graait hij tussen de paperassen. De code is kennelijk
erg belangrijk. Ik doe er het zwijgen maar toe, vooral omdat hij niet gezien
heeft dat ik mijn koffiekopje heb omgestoten. Op het papier waarop de
koffievlek zich snel verspreidt, zie ik nog net in half uitgelopen vulpeninkt
de letters MFTS staan.
Ik neem mij voor het kantoor
te verlaten. Ik zeg tegen de uitzinnige geleerde dat mijn tijd erg beperkt is
en dat ze op de redactie op me zitten te wachten en neem afscheid. Hij merkt me
nauwelijks op en werpt kermend nog een boekenkast omver. Eenmaal buiten meen ik
nog vaag geschreeuw en gebonk van vallend meubilair te horen.
TONY
Tony gooide de laatste witte
muizen in zijn terrarium en wachtte af om te zien hoe zijn reuze boa
constrictor ze zou verorberen. Dit was altijd weer een spektakel. Het deed hem
steeds weer denken aan die scene uit ‘The Terror Of Living’ van Yvan Chalasnikow,
een vier uur durende Russische cultfilm uit 1966 in zwart wit, in het Japans
nagesynchroniseerd en ondertiteld in het Roemeens, maar voor de liefhebber van
het genre een absolute must.
Al snel waren de arme dieren
verslonden en Tony wijdde zich weer aan zijn laatste project; een bouwpakket
van het meest huiveringwekkende monster uit de recente filmgeschiedenis: The
howling Flab. Hij was hier al enkele weken mee bezig en draaide daarbij altijd
zijn favoriete cd van dit moment; ‘Total Resignation’ van de formatie
Demotivated Slut. Jarenlang was hij fan
geweest van Fatal Abortion, maar na het verschijnen van hun laatste cd met hun
top 10-hit was dat voorbij. Wat een waardeloze commerciële sound. Daarbij kwam
dat de zanger zijn haar had afgeknipt en zodoende een knieval had gemaakt naar
de commercie. Tony had om middernacht bij volle maan alle cd’s van Fatal
Abortion ritueel verbrand in zijn achtertuin. Trouwens ook de tourshirts waar
de zanger nog met lang haar opstond.
Heel lichtjes headbangend werkte
hij verder aan zijn bouwpakket.
Het uitgerukte oog was
hierbij het moeilijkste, voorzichtig bracht hij rode verf aan in de oogkas,
maar schoot daarbij uit en even leek het of heel zijn bouwpakket hiermee
verknoeid was, maar gelukkig viel het totaalbeeld mee. Hij draaide nog een
zware Brandaris en besloot dat het wel welletjes was geweest. Morgen wachtte
hem tenslotte weer een dag aan de lopende band bij de Vademestru
Afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan Oost in Tilburg.
Toch kon hij het niet nalaten
in bed nog even te lezen in ‘Vampirella en de vloek van de stinkende
lijkenzuigers.’ Zijn gedachten dwaalden echter af naar het concert van volgende
week, dan zou ‘Delete ‘Em All’ optreden in de grote zaal van 013 en weer een
week later was het zover; dan stond hij zelf in de Batcave met zijn band. Hij
hoopte wel dat zijn vriendin dan weer terug zou zijn, ze was op vakantie naar
Stonehenge voor de heksensabbat. Ze zou er bij moeten zijn als hij samen met de
jongens van Bloodstained Ax het publiek zou doen huiveren met moddervette
gitaarriffs en zijn messcherpe teksten de zaal in zou braken. In gedachten
voelde hij reeds de dubbele bass beuken. Hij draaide zich op zijn linkerzij,
want zijn piercing bleef maar iriteren en stapte in het eerste het beste
treintje naar dromenland.
Twee weken later zat Tony in
de kleedkamer met Bloodstained Ax te wachten tot de show kon beginnen. Er was
enige onenigheid gerezen met betrekking tot de setlist. Marco beweerde dat
afgesproken was om met ‘Lost Erection’ te beginnen, terwijl Remco dat nummer
juist niet meer wilde spelen, omdat het ooit gecoverd was door Tampera en dat
was een stel commerciële meelopers. En Tony vond eigenlijk dat Remco veel te
mainstream was in zijn solo’s. Even leek het erop dat het hele optreden niet
door zou gaan, maar juist toen Remco en Marco Tony uit de band wilden zetten,
kwam daar een kleine, bleke gestalte in een lange zwartleren jas de kleedkamer
binnen. Het was Tony’s vriendin die, net terug van Stonehenge, het concert niet
wilde missen.
’Hellyeah!’ riep Tony en
omarmde zijn lief. ’Hellyeah!’ riepen ook de andere bandleden, want Tony’s
vriendin was best een lekker wijf en gezellig ook. Ze dronk altijd graag een
pilsje mee met de jongens en was eigenlijk ook de grootste fan van Bloodstained
Ax. Altijd als ze optraden zag je haar paarse haren voor het podium heen en
weer zwieren. ‘In your face!’ merkte Remco dan ook terecht op.’Respect!’ voegde
Marco eraan toe. En zo kwam het dat Bloodstained Ax die avond toch een spetterend
optreden gaf in de Batcave, waarbij gecrowdsurft en geheadbanged werd dat het
een aard had…. Eind goed al goed.
P.s. Misschien leuk om te
vermelden dat deze tekst, buiten dit naschrift dan, 666 woorden telt. Ja, daar
is over nagedacht.
S.T.B.E.T.B.V.F.G.I.H.M.B.
Geachte lezer,
Mijn naam is Arend-Jan
Wittewaal van Stoetwegen en het is mij, als voorzitter van de
S.T.B.E.T.B.V.F.G.I.H.M.B. (Stichting Tot Behoud En Ter Bevordering Van
Folkloristische Gebruiken In Het Midden-Brabantse) een eer en een genoegen
middels dit vlugschrift het woord tot u te kunnen richten.
Onlangs tijdens de plenaire
vergadering bespraken wij welke folkloristische gebruiken er wel eens in het
gedrang zouden kunnen komen, hetzij door desinteresse van het volk, hetzij door
de voortschrijdende modernisering van onze samenleving. Voor de duidelijkheid,
onze stichting zette zich reeds in voor het behoud van vele folkloristische
gebruiken, waaronder het dwergwerpen en hanenkappen. Voorbeelden van
alleraardigste tradities,waarbij de goemeente zich tegen geringe kosten
mateloos amuseert.
Nu opperde een goede vrind
van me, Roelof, tevens bestuurslid van de Heerensocieteit Omni Vanitas, het
aloude carnaval aan een onderzoek te onderwerpen, hierbij opmerkend dat de stad
Tilburg zich bij uitstek zou lenen voor een dergelijke navorsing, gezien het
hoge aantal lager opgeleiden, hetwelk de feestvreugde aanzienlijk zou verhogen.
Nu zijn de leden van onze
club niet vies van een goudgele rakker met een witschuimende kraag op zijn
tijd, dus het voorstel werd met algemene stemmen aangenomen.
Onder luchtige scherts
begaven wij ons, geheel volgens traditie uitgedost met boerenkiel, zwarte pet
en rode sjaal, bijeengehouden door een luciferdoosje, naar het uitgaansgebied,
waar het carnaval die avond zou losbarsten. Dhr. Ralph Welgeboren (notulist)
had zijn bovenlip zelfs van een olijk snorretje voorzien.
Wij kozen café bar “Het
Karrewiel” als startpunt voor onze kroegentocht.
Na zorgvuldig te zijn
gefouilleerd door een dienstdoend sfeerbeheerder, betraden wij het
etablissement. En juist toen wij goedgeluimd de polonaise wilden inzetten,
werden wij vergast op liederen die klonken als; “Geil moet ze zijn” en”Surfen
op de spermabaan”. Dit alles met een tempo dat onze polonaise in de kiem smoorde
en op een aanzienlijk volume. “Laten wij vooraleest een alcoholische
versnapering tot ons nemen” stelde Roderick, een goede vrind van me, voor. Wij
besloten ons te laven aan de plaatselijke liqueur, de Schrobbelèèr, welke wij
geserveerd kregen in beduimelde glaasjes.
“De gebruiken van het plebs
blijven toch stuitend, nietwaar?”vroeg een onzer aan een rondborstige dame, die
daarop antwoordde met een kreet als”Wellik?!” Kort daarop voegde zich een heer
bij het gezelschap die zich voorstelde als Ferry van de Z. Zijn uitlatingen zal
ik hier fonetisch trachten weer te geven. “Meej oew gathaande van men wèèf
aafblèève gij, verrekte natsjaak!” riep hij, waarop hij een barkruk ter hand
nam en daarmede onze penningmeester, dhr. Lodewijk Vorstenbosch van zijn gebit
ontdeed.
Nu zijn wij, van de
S.T.B.E.T.B.V.F.G.I.H.M.B wel gewend aan een robbertje knokken, vanuit onze
studententijd, echter, toen de heer van Boesschoten, een oud-collega van Ferry
van de Z. zich aandiende en een zogenaamde baccho, een gereedschap uit de
autobranche, hanteerde om ons gezelschap een tuchtiging toe te dienen, besloten
wij eensgezind het pand te verlaten.
Vanuit de taxi zagen wij nog
de politie te paard de uitspanning binnendringen en de menigte uiteenslaan.
Dit voorval heeft de stichting
doen besluiten een commissie in het leven te roepen, voorgezeten door dhr. Vorstenbosch,
die zal gaan beoordelen of het wenselijk is het carnaval in de huidige vorm tot
voortbestaan te stimuleren. Vol verwachting ziet ondergetekende het eindrapport
tegemoet.
Hoogachtend,
Arend-Jan Wittewaal van
Stoetwegen.
KABOUTER EP
Kabouter Ep zat op een
bankje voor zijn grote, rode paddestoel en mijmerde wat over de zin van het
bestaan. Dat kon hij lang volhouden, het was ook een beetje een hobby van hem,
mijmeren over de zin van het bestaan. Soms mijmerde hij ook wel eens over iets
anders, maar dat duurde meestal niet zo lang. Nee, hij kwam toch altijd weer
terug op zijn favoriete onderwerp, de zin van het bestaan, zoals gezegd.
Eigenlijk mijmerde hij vrijwel iedere dag, hij kon als kabouter tenslotte zijn
eigen tijd indelen. Of kabouter Ep nu ook iets zinnigs te vertellen had over de
zin van het bestaan, is helaas niet bekend.
Na lang mijmeren besloot
hij een kopje thee te gaan zetten. Ep voldeed geheel aan alle clichés die over
kabouters bestaan. De rode puntmuts, de witte baard, de pofbroek, de grote paddestoel waarin hij woonde, zelfs de witte
stippen ontbraken niet. Raar eigenlijk dat er clichés over kabouters bestaan,
terwijl niemand er ooit een gezien heeft. Kabouter Ep zat daar niet mee, hij
deed al honderden jaren zijn kabouterdingen en had geen boodschap aan wat de
mensen zeiden. Hij had ze al vaak gezien hoor en moest, zoals bijna alle
kabouters, niet veel van ze hebben. Ze maakten zo’n herrie en lieten allemaal
rotzooi achter in het grote bos. En wie kon het allemaal weer opruimen? Juist.
De kaboutertjes.
Nou, zo zat Ep daar dus in
het herfstzonnetje te nippen van zijn thee, toen hij een gerucht in de verte
hoorde. Al gauw had hij het door, daar had je ze weer, mensen! Kabouters hebben heel goede oren en Ep hoorde
al van verre dat het er twee waren, een man en een vrouw. Toen het stel eenmaal
dichterbij was gekomen zag hij een vrouw met een lange paarse jurk aan en een
man met een pijp en een baard. De vrouw gebaarde druk en riep,’ Hier is het, ik
voel het!’ De man mompelde wat.
Kabouter Ep voelde zich
wat ongemakkelijk, ze stonden recht voor zijn paddestoel. Gelukkig zijn
kabouters onzichtbaar voor de meeste mensen, slechts een enkeling vermag ze te
zien, maar dit vereist buitengewone spirituele gaven. De vrouw was aan een
vreemde rondedans begonnen en riep iets over vibraties en contact maken. Ep
vreesde het ergste. De man stond wat aan zijn pijp te lurken, terwijl de vrouw
intussen een boom omarmde. ‘Draaf nu niet zo door, Lidewij,’sprak hij, Je weet
best dat kabouters niet bestaan.’ De vrouw die met Lidewij aangesproken werd
reageerde verbolgen.’Ach Tjeerd, doe toch niet zo negatief, stel jezelf toch
eens wat meer open voor spirituele zaken. Kom, laten we een
ontspanningsoefening doen, dan krijgen we eerder contact met deze lichtwezens.’
Daarop begon het tweetal met de armen te zwaaien en diep in en uit te ademen.
Hierna gingen ze over tot een eentonig geneurie, waarbij ze de ogen gesloten
hielden.
‘Contact zoeken met
kabouters, die is gek.’mompelde kabouter Ep in zichzelf. Nauwelijks had hij dit gezegd, of daar zag
hij Lidewij gevaarlijk dicht bij zijn paddestoel staan, in een trance-achtige
toestand. De vrouw riep;’O, kabouters, ik voel jullie aanwezigheid, kom tot
mij!’ Daarop liep ze met grote passen regelrecht op Kabouter Ep af.
Ep riep nog;’Kijk
uit!’maar dat had geen enkel nut, want kabouters zijn voor de meeste mensen niet
alleen onzichtbaar, maar ook onhoorbaar. Toen was het te laat. Lidewij was met
haar grote sandaal bovenop Ep gaan staan. Daar was het kleine kereltje niet op
berekend en hij blies ter plekke zijn laatste adem uit.
Lidewij stond even stil en
het leek wel of ze iets gehoord had, maar Tjeerd riep; ’Kom Lidewij, ik denk
niet dat we ze vandaag nog te zien krijgen.’ Na enig tegensputteren ging
Lidewij mee en het stel verdween tussen de bomen.
THUIS
Het kon nu niet lang meer
duren of hij zou thuiskomen. Ze had extra haar best gedaan. Alles was aan kant,
de was gedaan en voor zover het budget het toeliet, had ze een heerlijke
maaltijd klaarstaan. Dat zou hem misschien gunstig stemmen, hoopte ze, want de
laatste tijd was het alleen maar erger geworden. Zeker sinds hij ontslagen was
van de fabriek. Wel had ze de laatste tijd overwogen iets te ondernemen, bij
hem weg gaan, hulp zoeken, maar de moed ontbrak haar. En waar moest ze heen?
Bovendien kon hij ook zo lief voor haar zijn bij tijd en wijle.
Of de buren iets in de gaten
hadden wist ze niet, wel had ze al een paar keer moeten zeggen dat ze van de
trap was gevallen, toen de buurvrouw haar vroeg hoe ze aan die blauwe plekken
kwam. Het huis was niet erg gehorig, anders hadden ze vast wel iets gezegd over
het geschreeuw ’s nachts. Of overdag. Hij kon op ieder moment in woede
uitbarsten. En dan lag het er maar net aan, hoe zij ervan af zou komen. Nog
vijf minuten en dan zou de hel losbarsten, want hij was een man van de klok. Ze
wist dat ze er deze keer ongenadig van langs zou krijgen, dat had hij haar
beloofd voordat hij naar de kroeg vertrok. Met trillende hand belde ze het
alarmnummer. Ze hing een verward verhaal op over een ongeluk in huis en noemde
haar adres. De persoon aan de andere kant van de lijn vroeg haar kalm te
blijven en te vertellen wat er precies gebeurd was, maar op dat moment hoorde
ze gestommel bij de voordeur en haar hart sloeg over van schrik. Snel verbrak
ze de verbinding.
De deur zwaaide open en daar stond haar man, stomdronken, de fles
nog in de hand. Hij barstte meteen los, over hoe verrot deze maatschappij was
en dat ie ze wel zou krijgen, daar op de fabriek. En dat zij er ook van zou
lusten, voor alles wat ze hem aangedaan had.”Ga bier voor me halen!” Schreeuwde
hij met dubbele tong. Ze repte zich naar de koelkast, waar ondanks hun
schulden, het bier altijd koud stond. Ze gaf hem het flesje. “Ik moet geen lauw
bier! “lalde hij en in blinde woede wierp hij de bierfles door de kamer. Na een korte stilte trapte hij de tafel
omver, die zij juist een sopje had gegeven. Glaswerk versplinterde op de vloer.
Het was lang geleden dat hij zo tekeer was gegaan, soms kon ze hem nog wel tot
bedaren brengen, maar ze wist dat het dit keer menens was. Ze bereidde zich
voor op de klap. Hij hief zijn vuist, maar bleef op dat moment als vastgenageld
staan. Hij mompelde iets onverstaanbaars, trok wit weg en stortte neer in de
glasscherven. Bewegingloos lag hij daar, terwijl een klein plasje bloed zich
over de vloer verspreidde. Er viel een ijzige stilte. Op dat moment werd er
aangebeld. De ambulance was inmiddels gearriveerd. Ze opende de deur en
ogenschijnlijk rustig zag ze toe hoe haar man op een brancard werd afgevoerd.
]
Nee, ze wilde niet meerijden.
Ze bleef alleen achter en probeerde het gebeurde te verwerken. Het scheen, dat
het noodlot haar gered had. Wel voelde ze zich schuldig, omdat ze geen emotie
voelde. Ze hoefde hem niet meer terug te zien. Eindelijk was ze bevrijd van de
tirannie. Het zou niet makkelijk worden, maar ze zou haar eigen leven kunnen
gaan leiden. Geen scheldpartijen meer en geen klappen. Ze zou gaan verhuizen,
een baan zoeken en na een paar jaar misschien.......Toen ging de telefoon. Ze
noemde haar naam. Het ziekenhuis aan de lijn.”Het gaat over uw man”sprak een
stem,”Ik heb goed nieuws voor u. Gelukkig dat u op tijd het alarmnummer had
gebeld, mevrouw. Anders waren we zeker te laat geweest. Uw man is gered van een
alcoholvergiftiging en zal binnen enkele dagen weer bij u zijn.” Ze hing op,
pakte stoffer en blik en ging alvast de boel aan kant maken voor als hij thuis
zou komen.
JACOB
Jacob schilderde. Hij zat in
het zonnetje en schilderde de mooiste huizen en kastelen. Hij zou natuurlijk
ook wel andere dingen kunnen schilderen, maar dit deed hij het liefste:
fantasielandschappen maken. Als er eens iemand langsliep zeiden ze dikwijls:
‘Goh, in zo’n huis zou ik ook wel willen wonen’. Dan was Jacob trots en begon
gauw aan het volgende bouwwerk.
Op een dag was hij bezig aan
een soort paleis, toen er een man in een grijs pak langskwam. De man bekeek
Jacobs verrichtingen enige tijd zwijgend en maakte enkele notities in een
zwarte map. Jacob werd er een beetje zenuwachtig van. ‘Hoelang doet u dit al?’
vroeg de man. ‘Bent u professioneel bezig?’. ‘Dat weet ik niet’, antwoordde
Jacob. Hij zat hier tenslotte zomaar wat te schilderen in de zon en had over
deze dingen nog nooit nagedacht. ‘Maar wat vindt u van dit paleis?’ vroeg hij
om het ijs wat te breken. ‘Het is niet aan mij daarover te beslissen’, zei de
man. ‘U zult nog van mij horen’, bromde hij en verdween.
Korte tijd later kreeg Jacob
weer bezoek. Ditmaal had de man twee collega’s meegenomen, ook mannen in grijze
pakken. Zij stelden zich voor als medewerkers van De Centrale, een organisatie
met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid en
landschapsverbetering. Jacob hoopte dat ze gauw weg zouden gaan, want het was
mooi weer en hij wilde verder, want hij had juist een villa met een vijver in
gedachten, maar hij wilde niet onbeleefd zijn. Hij luisterde dus maar naar hun
betoog. ‘Er is een mooie toekomst voor je weggelegd, Jacob. Wij hebben precies
de betrekking die jij zoekt’. ‘Maar ik zoek eigenlijk helemaal geen....’, zei
Jacob nog, maar de man luisterde niet en begon samen met zijn grauwe collega’s
Jacob ervan te overtuigen dat hij op deze manier zijn talent aan het vergooien
was en dat hij aan zijn toekomst moest denken. Al snel ging Jacob overstag, ook
vanwege de mooie auto die hij zou krijgen, als hij zich binnen het bedrijf
bewezen had.
En zo begon hij aan zijn
carrière als ontwerper. Hij bracht zijn dagen door in het kantoor van de
Centrale en ontwierp de mooiste gebouwen. Hij zou eigenlijk liever buiten
hebben gezeten, maar hij wist dat dit voor zijn eigen bestwil was. Hij moest
het er maar voor over hebben, vond hij, hij moest tenslotte aan zijn oude dag
denken en dat geschilder in de vrije natuur leidde tot niets. Bovendien kon hij
hier opklimmen tot een hogere functie.
Op een dag zat hij bleekjes
achter zijn tekentafel, op de been gehouden door de nodige koffie, toen hij bij
de directeur werd geroepen. Die wond er geen doekjes om. ‘Het is niet dat je
input niet voldoende is, maar qua Defining-The-Costumers-Experience-Commitment
scoor je net iets te weinig op de targetoutputscale. Derhalve zijn wij dan ook
genoodzaakt over te gaan tot een stukje downsourcing, waarbij wij je niet
langer kunnen maintainen binnen onze company’ sprak zijn meerdere afstandelijk.
‘We zullen je derhalve moeten embedden in een outplacementtraject met
inlevering van alle opgebouwde emolumenten en secundary benefits’.
Die dag nog verliet Jacob de
Centrale.
Toen hij naar buiten liep,
knipperde hij met zijn ogen tegen het felle zonlicht en zag plotseling dat hij
in het landschap stond dat hij zelf ontworpen had. Dat was hem nog niet eerder
opgevallen, hij ging altijd in het donker naar kantoor en kwam pas ’s avonds
laat naar buiten om dan uitgeput tegaan slapen. De company had niet
stilgezeten. Overal om hem heen zag hij de mooiste huizen en kastelen en
tuinen. Ondanks zijn afvloeing was hij wel blij dat hij weer buiten was en
begon zijn schildersspullen uit te pakken. Juist toen hij wou beginnen, stopte
er plotseling een auto voor hem. Er stapten twee agenten uit. ‘Wat moet dat
hier?’ vroeg de ene nors. ‘Het is hier eigen terrein, als je wilt knutselen doe
dat dan daar maar’, zei de andere en hij wees in de verte. De agenten
begeleidden hem naar een groot hek en voor hij het wist stond hij buiten het
terrein in een landschap vol grauwe flats en fabrieken. ‘Wees maar blij dat we
je niet opgepakt hebben wegens landloperij’, riep de ene agent nog. En daar
ging Jacob dan, met zijn schilderskoffertje, de wijde wereld in.
JANUS GAAT
VISSEN
Er was eens een man.
Hij heette Janus. Hij had een dag vrij van zijn werk bij de Vademestru
afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan West en hij had
besloten een dag uit vissen te gaan. Voor dag en dauw pakte hij zijn bromfiets
uit de schuur. Hij startte de trouwe tweewieler en reed er met een rotgang
vandoor. Enige tijd later kwam hij aan bij de waterkant. Hij stapte van zijn
bromfiets en ging op zoek naar een goed stekkie. Zo vol was Janus van het
natuurschoon op de vroege morgen, dat hij even niet goed oplette en zomaar
pardoes te water raakte. Hè, jandoppie, dat hoge gras ook, je kon niet eens
goed zien waar je liep. Vloekend en tierend hees hij zichzelf op de kant. Maar
dit natte pak mocht de pret niet drukken, Janus was vastbesloten er een leuk
dagje van te maken. Het was trouwens toch erg mooi weer. Lekker warm voor de
tijd van het jaar. Dat was wel eens anders geweest. Vorig jaar bijvoorbeeld om
deze tijd. Janus wist het nog goed. Hij was toen ook gaan vissen en had toen
heel wat kou geleden.
“Dit lijkt me wel een goed plekje.”mompelde
hij bij zichzelf, toen hij meende een goed plekje te hebben gevonden. Hij begon
omstandig zijn visspullen uit te pakken. Zijn dure werphengel, zijn kunstaas en
alle andere benodigdheden voor de professionele sportvisser. Hij wierp zijn
hengel uit en daar begon hij te vissen. Zo zat hij daar dan, turend naar zijn
dobber totdat die een beweging zou maken en hij misschien wel de grootste vis
van de eeuw binnen zou halen. Wat zou dat smullen worden vanavond, droomde hij
een beetje voor zich uit en juist toen hij op het punt stond in te dommelen,
kwam daar een voorbijganger voorbij. Het was een man met bakkebaarden, gehuld
in een trainingspak. De voorbijganger riep:”Hee bril, wille ze ‘n bietje
bèète?!” Janus vond het eigenlijk best vervelend, zo gestoord te worden tijdens
het vissen en hij mompelde dan ook iets onverstaanbaars als antwoord. En de
voorbijganger liep door.
Nu kon het vissen dan
serieus beginnen. Hij viste en viste. Uren achtereen. Hij viste dat het een
aard had. Maar hij ving niets en dat begon hem op den duur toch te irriteren.
Hij had tenslotte niet voor niets een dag vrij genomen van de Vademestru
afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan Noord. Hij probeerde
de zinnen wat te verzetten door naar het vrolijke gekwinkeleer van de vogeltjes
te luisteren, maar begon zich steeds meer te ergeren aan zijn bewegingloze
dobber. Waar bleef die reuzenkarper? Of die snoek? Was zijn aas soms niet goed
genoeg? Janus overwoog juist een ander plekje te gaan zoeken, toen hij
opgeschrikt werd door een onheilspellend geluid. Er klonk gerommel in de verte.
Het zou toch geen onweer zijn? Nee, natuurlijk niet, hield hij zichzelf voor,
maar toen de eerste druppeltjes begonnen te vallen sloeg de twijfel toe. Wat
eerst een fris motregentje leek, veranderde al snel in een enorme plensbui. En
dat terwijl zijn kleren juist begonnen te drogen. Hij besloot eieren voor zijn
geld te kiezen, pakte zijn spullen in en spoedde zich naar zijn bromfiets, die
al die tijd op hem had staan te wachten. Maar o, wat een pech! Toen hij het
oude beestje aantrapte gebeurde er niets. De bougie was zeker nat geworden.
Wat weinig mensen
wisten, was dat Janus wel eens stiekem praatte tegen zijn bromfiets en ook
ditmaal sprak hij zijn rijwiel met hulpmotor vermanend toe. Toen de machine nog
niet reageerde raakte zijn geduld echter op en begon hij te vloeken en te
schelden. Dat hielp. Juist toen het noodweer in volle hevigheid losbarstte,
startte de bromfiets eindelijk en Janus reed ervandoor met zijn viskoffertje op
zijn rug. De volgende dag mocht hij weer gaan werken....... Bij de Vademestru
afvalstoffenrecycling en Diervoeders B.V. aan de Ringbaan Oost, in Tilburg.
Wist
je trouwens dat dit boeiende avontuur ook als hoorspel te beluisteren en als
clip te zien is? Kijk maar eens op www.mexicanos.nl
bij muziek en films. Spannend jôh!
P.s.
Deze website bestaat al lang niet meer.
BAREND
Barend stond bij de
Hullygully tegen de railing geleund en stak nonchalant een sigaret op. Toen de
machine stopte ging hij in een gondel zitten en zette zijn voet nonchalant op
de rand, zodat het eruit zou zien of hij liever alleen in een attractie ging.
Hij haalde zijn hand nonchalant door
zijn haar en daar zette de Hullygully zich in beweging. Zoals gebruikelijk
bleven de kermismedewerkers gevaarlijk lang op de draaischijf staan, maar toen
zij er afsprongen kreeg het ding zo’n vaart dat Barend moeite had zijn
nonchalante houding te bewaren. Zijn sigaret waaide weg en hij hield zich
krampachtig vast aan de beugel voor hem. Na ettelijke minuten door elkaar
geschud te zijn, stapte hij enigszins onvast uit en stak meteen weer een
sigaret op, zo nonchalant mogelijk. Dat was toch een beetje tegengevallen, maar
gelukkig kon niemand zijn knikkende knieën zien, want hij stapte meteen stevig
door, richting autoscooters. Daar stonden ook altijd veel lekkere wijven.
Als hij gewoon daar langs de
kant zou gaan staan, zou niemand zien dat hij alleen was. En natuurlijk de
nonchalante houding niet vergeten.
Hij leunde tegen een pilaar.
De botsautootjes stopten en toen de luchthoorn klonk rende hij naar een
wagentje. Hij kwam tegelijkertijd aan met een jongen en een meisje. Maar die
waren helaas nèt iets sneller. Hij haalde zijn schouders op en sjokte langzaam
terug naar de kant. Hij kon nog net op tijd op de verhoging springen, want de
autootjes begonnen weer te rijden. Angstvallig keek hij rond, of niemand zijn
kleine nederlaag had gezien. Hij dacht van niet, maar besloot toch ergens
anders te gaan kijken.
Hij at een haring met uitjes
en een suikerspin en maakte nog een rondje in de Destructor, een attractie die
zo hard ging, dat hij voelde dat hij eventjes moest gaan zitten.
Barend zocht een terrasje uit
en plofte neer. Het tafeltje stond vol lege glazen. De stoel waar hij op was
gaan zitten, was nat van het bier. Hij negeerde dit ongemak en stak een sigaret
op, het zou natuurlijk wel raar zijn als hij nu zonder iets te bestellen weer
zou vertrekken.
Naast hem zat een groepje
meiden die zich zo te zien speciaal voor de kermis uitgedost hadden. Ze
bespraken luidruchtig allerlei meidendingen. Barend keek niet opzij, maar hij
had wel het idee dat ze hem in de gaten hielden. Hij legde zijn telefoon voor
zich op tafel, zodat het leek of hij een beller verwachtte. Hij bestelde een
pilsje en toen hij het eindelijk kreeg, bleek er lippenstift op het glas te
zitten. Weer negeerde hij deze kleine ergernis en begon, onder het genot van
zijn drankje, met zijn telefoon te spelen. Het was inmiddels een redelijk oud
modelletje, maar van een afstandje zag je dat niet.
Hij kon natuurlijk Joop eens
bellen om te vragen of hij ook naar de kermis wou komen. Nou was Joop daar wel
niet het type voor en ze hadden elkaar ook al maanden niet gesproken, maar het
viel te proberen. Het nummer bestond niet meer.
Intussen was er een groep
jongens aangeschoven aan het tafeltje naast hem. Zonder hem aan te kijken
pakten ze de lege stoelen van zijn tafel weg en gingen bladen Breezer
bestellen, die de meisjes met gejuich begroetten.
Barend nam nog een pilsje en
besloot oude smsjes te gaan wissen. Dan zag het eruit of hij aan het smsen was.
Hij voelde zich eigenlijk helemaal niet lekker, misschien kwam dat van de
haring en de suikerspin, in combinatie met het zwieren en zwaaien. “Andere keer
misschien”las hij. O ja, dat was Christien. Nou, die kon eigenlijk wel weg. En
deze dan; “Wie ben jij?” Hij snapte achteraf niet dat hij die bewaard had. Al gauw
had Barend al zijn smsjes gewist. Juist toen hij nog een pilsje wilde
bestellen, voelde hij plotseling dat hij niet goed werd. Hij wilde nonchalant
naar het toilet lopen, maar hij kon zijn braakneigingen niet meer onderdrukken.
Terwijl hij opstond, kotste hij over de tafel, hij bedekte zijn mond met zijn
hand, maar de klodders spoten tussen zijn vingers door en raakten ook het
gezelschap naast hem. Gegil en glasgerinkel. Hij viste zijn telefoon uit het
braaksel en ging er snel vandoor. Morgen was er weer een dag.
MARISKA
Het was een leuke dag
geweest. Mariska had erg genoten van haar verjaardag, hoewel ze dacht dat het
misschien een beetje kinderachtig was, je zo te verheugen op taart en
cadeautjes. Ze was tenslotte achttien geworden vandaag. Haar ouders en haar
broertje hadden die ochtend aan haar bed verjaardagsliedjes gezongen en de hele
dag was er visite voor haar geweest. Ze had nieuwe kleren en een scooter
gekregen en dat terwijl ze toch was blijven zitten. Het was kortom een
heerlijke dag geweest en ze prees zichzelf gelukkig met zo’n fijne familie. s‘Avonds
in haar bed dacht ze weer even aan haar grootmoeder, die er helaas dit jaar
niet bij was geweest. Ze was namelijk dood.
Even werd Mariska weer een
beetje verdrietig, maar toen viel haar blik op het cadeau dat ze ooit van
grootmoeder gekregen had. Het was een mooie antieke spiegel, die inmiddels
alweer een hele tijd op haar kamertje hing. En ook dacht ze weer aan het
verhaal dat haar grootmoeder verteld had, toen ze deze spiegel kreeg. Het was
een beetje een vreemd verhaal.
Deze spiegel zou namelijk
magische krachten bezitten. Wat die krachten nu precies inhielden, daarover had
grootmoeder erg geheimzinnig gedaan. ‘Wacht maar tot je achttien bent.’had ze
gezegd. Dat vond Mariska erg spannend natuurlijk, maar wat wil je, ze was nog
maar een kind. Ze vond het wel grappig daar nu aan terug te denken, nu ze dan
werkelijk zo groot was.
Die nacht viel een manestraal
door de vitrage en weerkaatste via de spiegel op Mariska’s gezicht. Ze werd
wakker en haar blik viel meteen op de spiegel, die er zo in het maanlicht wel
erg sprookjesachtig uitzag. Weer dacht ze aan de woorden van haar grootmoeder
over de magische spiegel en hoe ze gezegd had;‘Wacht maar tot je achttien
bent.’
Ze kon de verleiding niet
weerstaan en klom uit haar bed om voor de spiegel plaats te nemen. Ze vond het
eigenlijk best wel voor schut of zo, maar goed, niemand die haar zag.
Zo zat ze daar dan en staarde
naar haar spiegelbeeld in het maanlicht. Ze mompelde iets in de geest van
’Spiegeltje, spiegeltje aan de wand.’Het was het eerste dat haar te binnen
schoot.
Er gebeurde verder niets, dus
ze besloot maar weer te gaan slapen. Wel wilde ze nog even een vlekje van het
spiegelglas poetsen.
Toen ze het aanraakte leek
het wel of haar vingertoppen in het glas verdwenen en ze verstijfde van schrik.
Zou het dan toch….? Enfin, voor ze het wist zat ze met haar hele arm in de
spiegel en het was nog maar een kleine stap om helemaal door het glas heen te
verdwijnen.
Eenmaal aan de andere kant
keek ze vol verbazing om zich heen. Ze bevond zich in een felverlichte ruimte,
met geroezemoes van stemmen en zachte achtergrondmuziek. Ze hoorde een
melodieuze stem die de hele ruimte leek te vullen. ‘Natasjakassabijasjeblief,
Natasjakassabijasjeblief!’ Toen realiseerde ze zich dat ze in een supermarkt
stond. En dat in haar pyjama, echt wel voor schut! Zo snel als ze kon probeerde
ze de uitgang terug te vinden. Dat was gelukkig niet moeilijk en al snel stond
ze weer in haar eigen kamer. Mariska kon het nauwelijks geloven. Ze durfde toch
niet goed terug te gaan naar deze sprookjessupermarkt en besloot de volgende
dag samen met haar moeder en met fatsoenlijke kleren te gaan.
De volgende dag vertelde ze alles aan haar moeder, die meteen razend enthousiast
was. Diezelfde dag stapten ze dan ook allebei door de spiegel en kwamen terecht
in de grootste Albert Heijn die je je maar kunt voorstellen. Werkelijk alles
was er te koop en tegen ongelofelijk scherpe prijzen. Het leek wel of Mariska
en haar moeder er de hele dag hadden doorgebracht, maar dat was natuurlijk niet
echt, dat lijkt altijd zo als je in een magische wereld vertoeft. Wel kwamen ze
terug met tassen vol aanbiedingen en nieuwe producten. En dat alles voor een
fractie van de gangbare prijs. Vanaf die dag deed het hele gezin boodschappen
via de magische spiegel van grootmoeder en toen Mariska op kamers ging, ging de
spiegel natuurlijk mee. En zo kwam het dat Mariska altijd goed gevoed, keurig
gekleed en vrolijk was en later trouwde met een hele leuke man
DE DICHTER
Na een doorwaakte nacht
betrad de dichter zijn stamcafé. Hij nam plaats aan het ruwhouten tafeltje bij
het raam en staarde naar buiten, waar juist een flauw zonnetje doorbrak. Hij
bestelde een tripeltje en draaide een shagje. Hij zocht naar zijn leesbril,
want hij wilde de notities doornemen die hij die nacht gemaakt had. Hij
herinnerde zich een aantal ijzersterke strofen, die hij zou gaan gebruiken in
zijn nieuwste gedicht, een gedicht dat eigenlijk de kroon op zijn werk tot
dusver zou gaan vormen. Een gedicht dat hem de erkenning zou gaan opleveren,
waar hij al zolang naar streefde. Het zou een diepgaand gedicht worden, kort
maar krachtig en toegankelijk voor iedereen. Echter wel van een bepaald
intellectueel niveau.
Maar goed, hij kon zijn
leesbril zo gauw niet vinden, zeker in zijn werkjas laten zitten. Zijn notities
zaten daar waarschijnlijk ook nog in. Daar zou hij straks thuis nog wel eens
naar kijken.
Hij woelde wat in zijn baard
en nam een krant ter hand, maar ach, zonder leesbril had dat weinig nut, dus
ging hij verder met naar buiten staren. Dat kon trouwens soms wel eens leuke
ideeën opleveren, naar buiten staren. Zoals die ene keer dat hij naar buiten
staarde en plots een goed idee kreeg. Hij wist het nog goed. Dat was alweer enige
tijd geleden. Hij had het idee toen meteen opgeschreven, maar het briefje was
bij het oud papier beland. Hij hield zich namelijk regelmatig onledig met het
doornemen van ongeadresseerd
reclamedrukwerk en dat geeft natuurlijk nogal wat papierrommel.
Zo schreef hij ook, als hij
zijn leesbril bij zich had, regelmatig spontane gedichten op bierviltjes, hier
in zijn stamkroeg. Hij liet ze echter altijd op de bar liggen en de volgende
dag waren ze dan opgeruimd.
Het viel hem op dat Barend er
nog zat, daar aan het einde van de bar. In dezelfde houding als gisterennacht,
rond sluitingstijd, alleen iets meer ingezakt, leek het wel. Zouden ze hem weer
hebben laten zitten? Dat gebeurde namelijk wel vaker, hier in café Spleen. Je
kon van Barend zeggen wat je wilde, maar lastig was hij nooit. Daarom kneep het
personeel soms een oogje toe en liet Barend gewoon zitten tot de kroeg weer
open ging.
Het enige wat Barend deed was
aan de hoek van de bar werken aan zijn nieuwe project, dat iets met beeldend
objectentheater te maken had. Soms praatte hij er ook over, maar dan moest hij
in een olijke stemming zijn. De andere gasten voorzagen hem dan van de nodige
inspiratie, in de vorm van kelken bier, want iedereen hoopte dat Barend’s
project gauw van de grond zou komen. Iedereen zou dan uitgenodigd worden bij de
première, in zijn eigen theater. Maar Barend deed nog meer.
Een paar jaar geleden was de
dichter nog bij de opening van Barend’s expositie geweest. Dat was in café ’t
Biervat aan de Ringbaan West. Hij had daar nog voorgedragen uit eigen werk.
Hij herinnerde zich nog de
beeldende kracht en intensiteit van de getoonde werken. Barend’s gouaches waren
transparant in hun eenvoud, vol van contrast en straalden een verstilling uit,
die bewerkstelligd werd door het gebruik van complementaire kleuren tegenover
vibrerende grijstonen. Je voelde als het ware de eenzaamheid van de kunstenaar,
uitgedrukt in een boeiend lijnenspel van elkaar overlappende vlakken. De
verkoop was een beetje tegengevallen, maar zoals Barend zei, de markt was er
nog niet klaar voor. Veel vaste klanten hadden hem beloofd ooit nog eens een
werk van hem te kopen.
De dichter bestelde intussen
zijn zesde tripel en zag het buiten langzaam donker worden. Hij zou natuurlijk
naar huis kunnen gaan om zijn leesbril te halen, terugkomen en dan onder het genot van een
paar biertjes verder nadenken over zijn gedicht, maar stiekem had hij al
besloten hier in café Spleen een bak pinda’s als avondmaal te gebruiken en eens
richting bar te verhuizen. Er zouden vast nog veel bekenden komen vanavond.
Bovendien zou de singer-songwriter hier optreden die laatst had afgezegd omdat
hij zijn gitaar in een andere kroeg had laten liggen. De dichter hoopte dat het
deze keer wel door zou gaan.
TIESKE
Vele Nederlandstalige
artiesten streven naar landelijke bekendheid, doch slechts weinigen bereiken de
top. Een van die mensen die het gemaakt hebben in de showbizz is Tieske van
Gerven, getuige het volgende krantenartikel;
‘De bekende sfeerzanger Tieske van Gerven staat garant
voor een knallende feestavond. Met zijn
uitstraling weet hij als geen ander de handjes de lucht in te krijgen. Met zijn
toppertjes als:’ Eens zal voor mij de dahlia ooit weer gaan bloeien’ en’ Waar
is toch die goeie ouwe tijd van vroeger toch gebleven?’, staat hij garant voor
dat het dak eraf gaat. Op iedere après-ski party of alle gelegenheden is hij
graag een geziene gast, die voor zijn publiek door dik en dun gaat.’Ik heb
zoiets van; ik ga gewoon voor mijn publiek!’, aldus de sympathieke volkszanger
die ondanks zijn succes toch zo gewoon gebleven is.’
Ik moet toegeven dat ik toch
wel een beetje zenuwachtig ben als ik voor de deur sta van de beroemde
volkszanger Tieske van Gerven. Als Tieske zelf opendoet voel ik me echter al
snel op mijn gemak. Geheel wars van sterallures schenkt hij een gezellige
Brabantse mok koffie in en presenteert er een worstenbroodje bij. Deze jongen
is ondanks zijn succes echt heel gewoon gebleven.
Ik wil beginnen met het
interview, maar op dat moment wordt er gebeld. ‘Momentje,’zegt Ties en begeeft
zich naar de deur. Even later komt hij terug met een groepje enthousiaste fans,
die hij ook allemaal koffie en worstenbrood aanbiedt. Niet meer normaal, zo
gewoon als deze ster gebleven is, hij praat met zijn fans alsof het oude
bekenden waren en hij kent ze ook allemaal bij naam. Ik ben onder de indruk.
Terwijl Tieske glimlachend
handtekeningen uitdeelt kijk ik wat rond in de gezellige woonwagen en mijn oog
valt op een poster van wat wel een metalband lijkt. Er staat een langharige getatoeerde
bruut op, die een met bloed besmeurde gitaar het publiek in smijt. Het
onderschrift luidt: ’Total destruction of the entire universe.’ Als ik informeer naar de afbeelding, die toch
wat uit de toon valt tussen de vitrages met roze strikken en de vazen met
gouden krullen, zegt Tieske ‘O, dat ben ik met mijn band; Demotivator. Ja,
vroeger zat ik in de heavy-metal, maar mijn manager vond dat het tijd werd voor
een carrière-switch. Zodoende ben ik nu
een heel gewone jongen geworden. Ach, daar heb je’m net, mijn manager.’ Op dat
moment komt een besnorde man met een lange lederen trenchcoat het vertrek
binnen. Hij stelt zich voor als Ruudje van Gerven.
’Ach, al dat gebeuk op
gitaren zet op een gegeven moment geen zoden meer aan de dijk, dus ik zei tegen
Ties, Weet je wat jij moet doen? Ties, zeg ik, jij moet volkszanger worden. Hij
stribbelde in het begin wel wat tegen, vooral toen zijn lange haren eraf
moesten, maar toen de contracten eenmaal rond waren was hij al gauw om. In de
deathmetal zit tegenwoordig geen brood meer’, vervolgt de manager,’het brengt
natuurlijk wel wat kosten met zich mee, zo’n omschakeling, denk maar aan gouden
kettingen, fanclubdagen, een woonwagen, enzovoort. Maar gelukkig hebben Ties en
ik daar een mooie regeling voor getroffen, bij ons gaat alles netjes volgens
contract.’ Hij werpt Ties een vaderlijke blik toe. ‘Ik heb jou groot gemaakt
jongen. We gaan het helemaal maken, jij en ik.’
Op dat moment klinkt:’Zal het
ooit nog goedkomen tussen jou en mij?’ uit de broekzak van Ruudje en hij neemt
met een snelle beweging de telefoon op. Terwijl hij luidruchtig een optreden
telefonisch begint te bespreken, wil ik het met Tieske gaan hebben over zijn
nieuwste hitsingle:’We gaan allemaal dansen en springen tot de morgen komt en
stoppen niet voordat het licht wordt met onze handjes in de lucht’, maar op dat
moment onderbreekt Ruudje het gesprek. ‘We moeten nu meteen naar Haghorst Ties!
Het publiek is al aan het binnenstromen in de biertent.’ Even later sta ik weer
buiten en zie Tieske en Ruudje wegrijden in een parelmoeren Mercedes, op weg
naar nieuwe successen.
DE
NOSTALGISCHE KERMIS
De kermis. Een evenement dat sinds mensenheugenis vermaak biedt
aan jong en oud. Deze eerste groep weet niet beter, of de kermis is een
verzamelplaats van mega-attracties, helse machines die, begeleid door
oorverdovende muziek, de bezoeker door elkaar schudden en draaien of van grote
hoogte naar beneden doen storten. ’Zwieren zwaaien, superrrrsnel door het
luchtruim draaien!!’ zijn kreten die daarbij menigmaal uit de speakers
schallen.
De oudere kermisbezoeker daarentegen herinnert zich nog de
kijkattracties van weleer, zoals de bokstent, het rariteitenkabinet en de dikke
dame. Niet snel of luidruchtig, maar destijds het toppunt van spanning en
sensatie.
Vandaag bezoek ik een van die degelijke ouderwetse zaken, namelijk
de waarzegtent van Mister Gondella. Ik vind ’Mister Gondella’s Mistery Palace’ verscholen
tussen de Destructor en de Megafuck, een ietwat verschoten tentje met
handbeschilderde borden met opschriften als, ‘Wat brengd de toekomst? Mister
Gondella onthuld het!’ en ‘karakteranaliese voor een schapelijke preis.’
Als ik het onooglijke
tentje betreed, moeten mijn ogen eerst wennen aan het duister, maar dan zie ik
aan een een tafeltje een man met een tulband die mij doorborend aankijkt. Voor
hem liggen kaarten en er staat warempel een kristallen bol op een sokkeltje. ‘Welkom.’
fluistert hij nauwelijks hoorbaar en met een buitenlands accent. Er branden
wierookstokjes en ondanks dat ik buiten de beats van de Flying Megafloeper nog
hoor, overvalt mij toch een zeer mystiek gevoel.
Ik neem plaats tegenover de helderziende en nadat hij mij enige
tijd indringend heeft aangekeken vraagt hij naar mijn geboortedatum. ’Drie
juli.’antwoord ik naar waarheid.’Dan ben jij een kreeft.’ Inderdaad, dat is
mijn sterrenbeeld, dat heb ik pasgeleden in een damesblad gelezen. Wel
opmerkelijk zeg.
‘Ik ga nu jouw karakter omschrijven.’ Hij sluit de ogen en zegt
langzaam: ‘Jij hebt een hekel aan vervelende dingen.’ En verrek, dat klopt
precies. Maar voordat ik van mijn eerste verbazing ben bekomen vervolgt
hij:’Jij gaat het liefst om met leuke mensen.’
Ik stond wat sceptisch tegenover deze waarzeggerij, dat geef ik
ruiterlijk toe, maar nu ben ik toch onder de indruk. Deze man, die mij helemaal
niet kent schetst daar even mijn karakter en het klopt als een bus. Het lijkt
wel of hij dwars door mij heen kijkt. Ook een beetje beangstigend, dat wel.
De stilte wordt drukkend en de wierookdampen belemmeren mij helder
te denken. Als de ziener vervolgens met zeer lage stem mij haast toezingt:’Jij
houdt van lekker eten.’wordt het mij een beetje te veel. Ik wil nog wel iets
van privacy behouden en ik neem enigszins gehaast afscheid, maar niet voordat
ik hem de gevraagde dertig euro heb overhandigd.
Ik bezoek ook nog The Great Cornetto, de sterke man die ijzeren
staven doorbijt alsof het peperkoek was. Amadeo Volenti, de man met drie benen
en Aïscha, de vrouw zonder lichaam. Vooral deze laatste sensatie is erg
indrukwekkend. Bij de ingang wordt je ervan verzekerd, dat hierbij geen
spiegels, trucage of camera’s worden gebruikt, maar toch, eenmaal binnen slaat
de twijfel toe. Dit kan haast niet echt zijn. Weer buiten echter, is iedereen
volledig overtuigd en wordt er driftig nagepraat over dit ongelofelijke
fenomeen.
Ik wil mij naar het rariteitenkabinet van Dr. Bullo begeven als
mij opvalt dat de technobeats, die doorgaans de overhand hebben op de kermis
verstomd zijn en ik slechts de draailier hoor die een vuurspuwer begeleidt.
Achter de houten kermistenten zie ik paarden en ouderwetse woonwagens.
Ik zie een draaimolen die voortbewogen wordt door een pony,
geëxploiteerd door een zekere ‘Dubbele Jan.’ Verdwenen zijn de Terrogator en de
HullyGully. Verdwenen zijn ook de trainingspakken en roze leggings, om mij heen
zie ik petten en plusfours en sommige dames dragen een parasolletje. In de
verte hoor ik orgelklanken. Als ik verder loop zie ik een spiegeltent, waar
mensen dansen op zeer oude feesthits die ten beste gegeven worden door een
groot orgel. Bij de kop van jut staat een groepje jongens in manchester pakken
elkaar de loef af te steken. Een man in een zwarte pandjesjas en een hoge hoed
wil mensen laten kennismaken met de grootste sensatie aller tijden: de vrouw
met de baard.
Ik besluit maar eens te vertrekken en daar waar straks mijn auto
nog stond, staat nu een roestige transportfiets te wachten. Ik rijd naar huis
langs een stinkende sloot, in de verte zie ik kerktorens en hoge schoorstenen. Ik
vrees dat mij morgen een lange dag op de wollenstoffenfabriek staat te wachten.
DOLLY
Dag, beste lezers en
lezeressen,
Nou ben ik dus gevraagd om
een stukje te schrijven voor dit geweldige magazine, Tillywood. Een initiatief
van Angela, ik weet niet of je Angela kent. Ik weet trouwens ook niet of je mij
kent, ik zal me dus eerst even voorstellen. Mijn naam is Dolly, ik ben een oude
vriendin van Angela, tenminste, we hebben wel eens samen wat gedronken in een
bar hier in Tilburg. Ik dacht in ieder geval dat het Angela was. Het is al best
lang geleden hoor. Ik woon hier inmiddels namelijk alweer een hele tijd. Maar
boven de rivieren is de sfeer toch heel anders he? Wat zal ik zeggen, meer
openheid onder de mensen. Maar ja, als je de Tilburgers eenmaal leert kennen
maak je hier leuke vrienden. Zoals Angela bijvoorbeeld. Echt een leuke meid. We
kennen elkaar al jaren. Nou en ik ben dan ook blij dat ik in dit enige blad mag
schrijven. Moet je je voorstellen; Tilburg heeft het gewoon jaren zonder zo’n
blad moeten doen en niemand heeft er ooit iets over gezegd. Maar ja, dat komt
toch een beetje door de geslotenheid van de mensen hier, denk ik. Je praat hier
niet zo snel over je gevoelens he? Boven de rivieren is dat toch heel anders.
Affijn, ik heb dus ook het
openingswoordje gedaan bij de onthulling van Tillywood. Enig hoor. Een leuke avond
met speciale gasten en veel mooie mannen. Nou werd er ook een prijs uitgereikt
door Angela aan de meest opvallende persoon van de avond. Een hele rij mensen
werd genomineerd. Maar toch, boven de rivieren zien opvallende mensen er heel
anders uit. Hoe zal ik het zeggen, opvallender, als het ware. Met meer stijl.
Maar ja, Angela zag dat niet.
Je kunt het haar ook niet kwalijk nemen, als Brabantse. Ik wil mezelf ook niet
op de voorgrond dringen hoor, maar ik had stiekem toch gehoopt dat ik op z’n
minst toch even genoemd werd. Maar niks. Dat was blijkbaar toch teveel moeite
voor mevrouw. Nou Angela, je wordt bedankt. Als jij meent je oude vriendinnen
zo te moeten behandelen, vraag je voortaan maar een van die mooie vriendjes van
je voor je gala-premiere. En dat na alles wat ik voor je gedaan heb. Nee, op
mij hoef je niet meer te rekenen. Tillywood, het mocht wat. Een waardeloos
flutblad voor een achterlijke stad met alleen aandacht voor onbenulligheden.
Boven de rivieren is dat toch
heel anders.
Groetjes van Dolly.